** De prinses en het meisje van de straat - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje


Hoofdstuk 24: De veldslag


Het was de ochtend van de veldslag. En iedereen in het kamp was zenuwachtig. Vandaag zou er worden gevochten! Vandaag zouden mensen gewond raken, en er zouden mensen sterven. Iedereen was wat bang. En alle mensen vroegen zich af: "Hoe zal de dag aflopen? Wat zal met mij gebeuren?" Ze vonden het allemaal erg eng, en waren nerveus. Er werd veel ruzie gemaakt deze ochtend.
Ook Aralyssia en Myrra waren gespannen. De twee meisjes waren het met elkaar eens dat de groep goed voorbereid was. De afgelopen dagen hadden ze voortdurend met elkaar geoefend. En gisteren hadden ze de veldslag zelfs nagespeeld. Dat was erg goed gegaan. De zelfstandige groepjes werkten perfect. Er waren geen problemen geweest. En dus wisten de twee meisjes dat de mensen goed voorbereid waren.

's Avonds, na afloop van elke oefendag, had Meestertje zijn werk gedaan. Bij het kampvuur had de man prachtige verhalen verteld. Over veldslagen en dappere soldaten. Verhalen die de mensen hadden doen verlangen ook een heldenrol te spelen. En ze hadden zich voorgenomen in de veldslag goed hun best te doen. Maar ook had Meestertje roddels en verhalen over de rebellen verteld. En de mensen hadden gelachen om die achterlijke groep daar bij de zee. De verhalen hadden hun uitwerking niet gemist. Iedereen in het kamp dreef de spot met die domme rebellen en keek op ze neer. Ja, door Meestertjes verhalen waren de mensen nu nog meer eensgezind in wat ze moesten doen.
Petrol was niet meer langs gekomen en dat speet Myrra erg. Het meisje twijfelde er niet aan dat de vijand precies wist hoe zij zich de afgelopen dagen hadden voorbereid, en ook hoe ze zouden vechten. En zij wisten niets hun! Met hoeveel man zouden de rebellen komen? Hoeveel boogschutters, en hoeveel zwaardvechters? Het stoorde haar dat ze nog steeds niet wisten wie de spion in hun midden was. Het meisje had de afgelopen dagen extra goed opgelet. Ze had gehoopt de spion te kunnen ontmaskeren, doordat die misschien extra geïnteresseerd in de plannen van de twee meisjes was geweest. Maar dat was haar niet gelukt. Alle mensen hadden met ongeveer dezelfde nieuwsgierigheid en belangstelling naar hun uiteenzettingen zitten luisteren. De spion had zichzelf niet verraden. Wat vervelend!

Naarmate het tijdstip van het gevecht naderde, werden de mensen steeds zenuwachtiger. Enkelen waren al naar de open plek gegaan. Ze spioneerden daar om ervoor te zorgen dat de vijand geen hinderlaag kon aanleggen. Dat was het idee van Gert-Jan geweest. De man die goed met hout kon omgaan. Een heel goed plan. En zo voerden ze die uit. Regelmatig kwamen van de open plek berichten terug. De plek lag er nog rustig bij, hoorden de mensen in het kamp. Vooralsnog was de vijand nog niet gesignaleerd. "Alsof het gevecht niet vandaag plaatsvindt," bedacht Aralyssia ineens. Hadden ze de dagen wel goed geteld?

Toen het ontbijt was afgelopen, maakte iedereen zich klaar voor de strijd. Zwaarden werden nog even geslepen. Pijlen werden uitgereikt. En er werd warmgelopen. Ook Myrra was zich aan het opwarmen. Samen met Aralyssia speelde ze een oefenpartijtje, om de spieren los te maken.
Daar kwam Albert aanlopen.
"Het is bijna zover," zei hij tegen de twee meisjes. "Wanneer zullen we naar de open plek vertrekken?"

"Is iedereen klaar?" vroeg Aralyssia.
De prinses keek om zich heen. Daar zag ze Hanno, hun dokter, die een tas vol verband droeg. Hij zou het druk krijgen vandaag, dat wist hij. Vlak bij hem stond Melissa. In haar handen droeg de vrouw de grote ketel die van Hanno was. Zij zou Hanno gaan assisteren. De ketel was om water in te koken waarmee wonden konden worden uitgewassen. Iedereen kende de plek bij de beek waar de dokter en zijn assistente de gewonden zouden verzorgen. Er lag daar al een flinke houtstapel zodat Melissa direct kon beginnen met water te koken om de eerste wonden schoon te maken.

Iets verderop was Gert-Jan juist klaar met het uitdelen van de pijlen. Voor zichzelf had de man nog een extra grote voorraad gepakt. Nu borg hij de rest op. Bertrand en Hubert waren al naar de open plek vertrokken. De twee mannen konden niet wachten tot het gevecht zou beginnen. Maar Gideon was nog in het kamp. Hij speelde een oefenpartijtje met Maja, die van angst en zenuwen helemaal bleek zag.
Daar kwam Vencint aanlopen. De man met de lange benen was het bos ingesneld om te kijken waar de rebellen bleven. Hij kwam terug met nieuws.
"Ze komen eraan," riep hij over de plek terwijl hij naar de prinses en Myrra toeliep. "De rebellen komen eraan."

Dit bericht veroorzaakte een golf van angst door het kamp. Het ging beginnen! Het ging nu echt beginnen!
Alle mensen staakten hun werk en kwamen naar Myrra en de prinses toe.
"Zeg wat," zei Albert die vlak bij de twee meisjes stond dringend tegen Myrra. "Zeg wat, Myrra. De mensen willen dat je ze succes wenst."
En dus nam Myrra het woord. Maar wat moest ze zeggen? Wat moet je zeggen aan het begin van een gevecht? Wat moet je zeggen tegen mensen die er vanavond misschien niet meer zullen zijn? Het meisje had een brok in haar keel. Maar gelukkig kwamen de woorden vanzelf.

En wonderbaarlijk was ze erg rustig!
"Het gaat beginnen," zei ze tegen de mensen om haar heen. "Ons gevecht gaat beginnen. Het gevecht voor de koning van ons land. Onze enige en wettige koning, koning Arnoud!"
Het meisje hield stil, en keek de mensen rond. Ze zag dat iedereen luisterde. Ze slikte en ging toen verder.
"Het gevecht voor stabiliteit," zei ze tegen de mensen. "Stabiliteit in ons land. Dat eenheid en orde hier weer mogen terugkeren. Dat de macht van de rebellen wordt verdreven. Dat eerlijkheid en recht hier weer zullen zegevieren. Daarvoor vechten we. En daarvoor zullen we vechten totdat we overwonnen hebben."
Myrra werd opnieuw even stil. Toen verhief ze haar stem.
"Voor onze koning!" riep ze luid over alle mensen heen.
En deze woorden hadden effect.
"Voor onze koning!" riepen alle mensen als antwoord. En toen begonnen ze te juichen.
"Ten strijde! We gaan winnen!"
En daar trok de groep door het bos. Op weg naar het gevecht. Op weg naar hun eerste gevecht. Zouden ze overwinnen?

Het werd een heftige dag. Dat kan ik je vertellen. Ik zal je de details besparen. Maar voor Myrra en Aralyssia die hier hun eerste echte gevecht beleefden, werd dit een dag die ze nooit meer zouden vergeten. Het geschreeuw. Het geluid van staal op staal. De suizende pijlen. De wetenschap dat je overal aangevallen kon worden. De tegenstanders die maar op je in bleven hakken. Het was een vreselijke ervaring.
Maar toch ook: het meten van jouw kracht met die van de tegenstander. Het spel van steken en pareren. Strategieen uitdenken en uitproberen. De kameraadschap: opkomen voor de mensen van je eigen groep. En zien dat mensen ook jou te hulp schoten als je het moeilijk had. Aan de andere kant was het toch ook weer een grootse ervaring.

Het gevecht begon met het schudden van de hand van de tegenpartij. Dat vond Myrra maar raar: de hand schudden van iemand die jou het volgend moment zou gaan proberen te vermoorden.
Arthur, het hoofd van de rebellen, was niet gekomen. Dat had al een teken moeten zijn, maar de twee meisjes waren die ochtend zo druk met alles dat nieuw voor ze was, dat ze daar overheen zagen. In plaats van Arthur schudde Eran hen de hand.
De twee groepen stonden op de open plek, een eindje uit elkaar. En achter de groepen, in bomen en in struikgewas zaten nog meer mensen. Rebellen en mensen van Myrra's eigen groep. Iedereen was klaar en gespannen voor de wedstrijd.
Na het handenschudden gingen Myrra, de prinses en Eran uit elkaar. Er werd geteld. Van 10 tot 1. En daar suisden de eerste pijlen over de open plek. Zo begon het gevecht.

Wat daarna gebeurde was een lange opeenvolging van steken, pareren, kijken, nadenken en rennen. Myrra had geen besef van de tijd. Ze wist niet hoeveel uur ze al bezig was, en ook niet of het nog ochtend of al middag was. Ze voelde geen honger, geen moeheid. Het leek alsof tijd, en alles wat daarmee samenhing, stilstond.
Wel had ze besef van het verloop van de strijd. Ze was het hoofd van de hele groep, en als haar subgroepjes er niet uitkwamen, moest zij een beslissing nemen. Regelmatig keek het meisje dus om zich heen en overzag wat op de open plek allemaal gebeurde. Daar, bij die boom, waren haar mensen bezig, en daar bij dat struikgewas ook. Bij Hanno zaten gelukkig nog niet veel gewonden. En dan kwam weer een van de vijanden op haar af en moest ze weer vechten.
Het was zwaar. Wat de afgelopen dagen niet zo mee had geteld, maar wat nu pijnlijk duidelijk werd, was dat Myrra, maar ook de prinses, gewoon nog kinderen waren. Ze waren haast geen partij voor de volwassen mannen van de rebellen. En zo dachten de rebellen er ook over. Ze zagen de twee meisjes als makkelijke prooi. En het werd Myrra en de prinses al snel duidelijk dat de tegenpartij hun prioriteiten op hun twee hadden gesteld. En dan vooral op Myrra. De rebellen durfden de prinses niet zo veel aan te doen, omdat ze toch nog altijd de prinses was. Maar voor Myrra leek het alsof de rebellenleider een duidelijk commando had afgegeven: dood haar.

Maar Myrra was niet zo makkelijk te pakken. Ramsh had haar goed opgeleid. Net als in Karandi kon het meisje zich makkelijk weren. En daar was Albert ook. Hij zag heel goed wat er aan de hand was en de goede man week geen moment van Myrra's zijde. Hij ving de ergste klappen op, en zorgde er in het algemeen voor dat Myrra niet overspoeld werd. Myrra was heel blij dat hij er was.

De zon was al aan het dalen, toen een verandering merkbaar werd. Het gevecht begon zich uit te spreiden naar de andere hoeken van het veld en het aantal mensen rondom Myrra werd minder. Het leek alsof de vijand een commando gegeven had. Myrra vermoedde waarom. Tijdens het vechten had ze gezien dat het met hun eigen mensen goed ging, maar met de tegenpartij niet zo. De rebellen hadden steeds de sterkste mensen bij Myrra geplaatst en voor de andere hoeken hadden ze alleen minder sterke mensen genomen. En daar waren ze door Myrra's mensen in de pan gehakt. Nu ging het daar slecht, en dus trok Eran zijn mensen van Myrra af.
Het werd ineens rustig voor Myrra. Ze kon wat uitrusten, en hijgend deed ze dat. Vanuit haar positie zag ze hoe het gevecht verderop verder ging. Ze zag dat haar mensen het prima deden.

En toen ging alles ineens heel snel. Eran vaardigde een boodschap uit. Deze werd de open plek overgedragen, en van het ene op het andere moment verlieten alle rebellen de plek. Ze vluchtten weg alsof de duivel hen op de hielen zat. Opeens was er geen gevecht meer. De vijand was weg. Alleen Myrra's mensen waren er nog. Een stilte viel neer. Iedereen was verrast. Verbaasd gingen Myrra's mensen bij elkaar staan.
Myrra zag Vencint weghollen. Hij ging de rebellen achterna om te zien waar ze naar toe gingen. Ze bedacht dat dat erg goed was. Misschien was het inderdaad wel een valstrik. Misschien zouden de rebellen straks plotseling weer terugkomen en hun met een verrassingsaanval overvallen. Vencint moest dat in de gaten houden. En zij moesten waakzaam blijven totdat Vencint weer terug was en had gemeld dat de rebellen voldoende ver waren en een tweede aanval niet zou komen. Het meisje ging vlug naar het midden van de open plek toe.
"Wees waakzaam, jongens!" riep ze tegen haar mensen in het rond. "Het kan een valstrik zijn."
De mensen weken achteruit, en iedereen nam weer een strategische positie in. Zo verstreek een tijd terwijl de mensen wachtten. Maar er gebeurde niets. Het werd erg stil op de open plek. Alleen de schreeuw van een gewonde klonk toen Hanno een pijlpunt uit zijn lichaam trok. Voor de rest hoorde je niets. Langzaam nam de natuur rondom hen weer bezit van de ruimte. In de verte begon een vogel te zingen. Het kabbelende water van het beekje klonk op. Wat verwonderd luistede Myrra naar deze geluiden. Op de een of andere manier klonk het allemaal heel raar.


Na een hele poos kwam Vencint weer terug. Hij stak de open plek over en holde naar Myrra toe.
"Ze zijn weg," deelde hij haar mee.
"Allemaal?" vroeg Myrra verheugd, maar ook wat wantrouwend.
"Allemaal," bevestigde Vencint.
"Geen valstrik?" vroeg Myrra nog.
"Voor zover ik heb kunnen zien, niet," antwoordde Vencint. "De hele groep is gewoon op weg terug naar hun kamp. Het is wat vreemd, maar het is wel zo."
"Laten wij dan ook maar naar ons kamp gaan," besloot Myrra. "We hebben hier niets meer te zoeken."
Ze hief haar armen en riep over de open plek:
"Het gevecht is afgelopen! We gaan terug naar het kamp."

Door het bos ging iedereen terug. Daar bij het kampvuur merkten de mensen pas hoe hongerig en dorstig ze waren. Grote pannen werden op het vuur gezet en de voorraden werden opengebroken. Iedereen ging zitten en ze aten en dronken en rustten uit. In het begin werd niet veel gepraat. De mensen waren moe. Maar toen kwamen de verhalen. Verhalen over de strijd, en van hun overwinningen. Maar ook verbaasde geluiden over waarom de vijand zo plotseling was vertrokken. Waarom zou hij dit gedaan hebben?
Myrra was niet met de mensen mee naar het kamp gegaan. Samen met Albert en met nog enkele andere van haar groep hielp ze Hanno bij het verzorgen van de laatste gewonden. Enkele mannen maakten een draagbaar en daarop werden de gewonden een voor een naar het kamp teruggebracht.
Toen dat was gedaan, en Hanno zijn laatste spullen ook had ingepakt, dacht Myrra dat ze er waren en wilde zelf ook naar het kamp terugkeren. Maar Albert legde plotseling zijn hand op het meisje haar schouder.
"Nu moeten we het meest vervelende werk gaan doen, Myrra," zei hij tegen haar. "Doe je mee?"

Myrra vroeg zich af wat hij bedoelde en ze vroeg het hem.
"Het is niet fijn," antwoordde de man. "Maar het moet wel worden gedaan. We moeten de hele open plek langsgaan, onze doden opzoeken, en die begraven."
Een rilling kroop over Myrra's rug. Ja, de doden. Dit was inderdaad een heel vervelend karweitje. Maar Albert had gelijk. Ze konden hun gestorven makkers niet lagen liggen. Dat zou niet netjes zijn voor het grote offer dat ze hun hadden gegeven. Ze moesten verzameld worden en begraven.
Er waren niet veel mensen die met dit karwei meehielpen. De meeste mensen gingen terug naar het kamp. Ze zouden daar wel zien wie de dag had overleefd en wie niet meer terug zou komen. Maar Myrra, Albert en nog een paar anderen trokken rond en zochten de omgeving af naar lijken.
Ze vonden ze. Niet alleen van hun eigen groep, maar ook van de rebellen. De rebellen hadden zich niet eens om hun eigen doden bekommerd! De mannen brachten alle doden naar de plek bij de beek en daar telde Myrra ze: het waren er 14. 14 mensen in totaal waren het slachtoffer geworden van deze dag: 6 van hun eigen mensen en 8 van de rebellen.
Met zijn allen groeven ze een groot gat. Een die groot genoeg was voor alle 14 doden. En daarin begroeven ze de mensen. Hun eigen mensen en de rebellen bij elkaar. Onder de doden was geen verschil.

Het was al donker toen Myrra eindelijk in het kamp terugkwam. Daar was het rustig. De meeste mensen waren al in slaap. Ze waren moe van de dag. Ook Myrra was moe. Maar ze kon nog niet gaan liggen. De dag met alles wat daarin gebeurd was en wat ze had gezien, zat haar dwars. Binnen in het meisje vochten tranen, en een heleboel emotie, om eruit te komen. De dag had haar geraakt. Het was haar eerste veldslag geweest, en ze zou hem nooit meer vergeten. Voor haar ogen doemden de gezichten van de doden weer op. De mensen die deze dag niet hadden overleefd. De mensen die er nu niet meer waren. Zij was niet een van hun geweest. Zij leefde gelukkig nog. Maar ze leefde nog wel dankzij een boel andere mensen die haar vandaag in de strijd hadden geholpen. Een boel mensen die ze dankbaar was. Het voelde allemaal bizar aan. En het meisje kon een snik niet onderdrukken. Albert was in haar buurt toen dat gebeurde. Hij merkte dat Myrra het moeilijk had. Zonder iets te zeggen sloeg hij een arm om haar schouders en dwong haar te gaan zitten. Zelf ging hij naast haar zitten. En toen kwamen de tranen. Tranen van emotie. Tranen die eruit moesten. Myrra kroop tegen Albert aan en huilde om de afgelopen dag.

De volgende dag brak stralend fris en nieuw aan. De wereld in het bos leek een nieuw hoofdstuk te zijn begonnen. Alles van gisteren leek alweer heel ver weg. Het kamp ontwaakte, en begon met zijn dagelijkse rituelen. Ook Myrra ontwaakte, en voelde zich een stuk beter dan gisteravond. Ze sprak met Aralyssia. Sinds het begin van de strijd had ze nog niet met het meisje gesproken.
De prinses was somber. Het was haar gisteren goed gegaan. Maar nu maakte ze zich zorgen om haar vader en moeder. Was de afspraak niet geweest dat die vrij zouden komen als zij de veldslag wonnen?

Maar waar waren ze dan? Waar bleven ze? Waarom waren ze gisteren niet al naar het gevecht meegebracht? De prinses verweet zichzelf dat hun groep geen eisen had gesteld over de aanwezigheid van haar vader en moeder voordat ze met het gevecht waren begonnen. Nu had ze ze nog niet.
"Ik heb het gevoel dat we erin zijn geluisd, Myrra," zei ze tegen het meisje.
Ook Myrra begon dat gevoel steeds meer te krijgen: Arthur die niet zelf bij het gevecht was geweest. De plotselinge terugtocht van de rebellen. En dan ook de koning en de koningin van wie nog niets te zien was. Het zat haar niet lekker. En dan die spion.......
Moedeloos schudde ze met haar hoofd.
"Ik weet niet wat ik eraan kan doen," zei ze verdrietig. "Was Petrol maar hier. Hij zou dit alles kunnen verduidelijken."
"Ja," zuchtte de prinses. En toen zei ze verder niets.

"Wat gaan we nu doen?" vroeg ze na een poosje. "We moeten verder."
Ja, ze moesten verder. Maar Myrra wist het niet. Die spion.... Het meisje had het gevoel dat ze gevangen zat in een heel groot plan van de vijand. Dat elke stap die ze zette al van te voren door Arthur en zijn mensen was uitgedacht, en precies binnen hun plaatje paste. Het was een eng gevoel. Wat moesten ze doen? Wat konden ze doen?
"Hebben we een idee wie de spion kan zijn?" vroeg ze nogmaals aan Aralyssia.
Maar de prinses schudde met haar hoofd.
"Geen enkel idee," antwoordde ze. "We vragen ons dat al zo vaak af!"
"We komen niet verder," zei Myrra.
"Nee," antwoordde de prinses.
De twee meisjes zaten beide een beetje moedeloos naast elkaar onder een boom. Ze wisten het echt niet!

De mensen in het kamp hadden al snel door dat er iets niet klopte. En ze begonnen te vragen.
"Wat gaan we doen?"
"De koning en koningin zijn niet gebracht, hè? Wat nu?"
"We blijven hier toch niet hele dagen zitten, hè?"
"Wat is het nut dat we hier nog zijn? Waarom gaan we niet reizen?"
Aralyssia en Myrra vonden de mensen heel vervelend. Maar ze begrepen de vragen wel. De mensen waren gekomen met een doel, en nu niet aan dat doel werd gewerkt, begonnen ze zich te vervelen.
Een reden om nog niet te vertrekken hadden de twee meisjes wel: zolang de gewonden van het gevecht niet genoeg hersteld waren, kon de groep nog niet op pad. Dus gaven ze dat als antwoord. Maar iedereen wist, en zijzelf ook, dat er meer aan de hand was.
Nog steeds hadden de twee meisjes geen idee wat ze moesten doen, of wat het beste was. Meermalen zuchtte Myrra wel eens om Petrol. Oh, als hij maar weer eens kwam!

Petrol kwam niet, maar wie wel kwam -heel onverwacht- was Myrra's broer. En wel met een heel luguber plan. Myrra ontmoette de jongen toen ze op een middag in haar eentje buiten het kamp bessen was gaan zoeken. Midden in het bos stond hij plotseling voor haar: Rogier. Een slungelachtige jongen van bijna volwassen leeftijd, met sluwe ogen en een slordige haardos. Opgewekt grijnsde hij Myrra toe.
"Hallo zusje," zei hij op een toon alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ze elkaar hier troffen.
"Rogier!" zei Myrra verschrikt. Ze was van zijn verschijning geschrokken. Ze had haar broer hier nooit verwacht.
"Ja inderdaad, je hoogsteigen broer," antwoordde de jongen. "Daar treffen we elkaar weer."
Myrra kneep haar ogen samen.
"Dat is vast geen toeval," zei ze.
"Dat klopt," antwoordde de jongen luchtig. "Onze leider wil je dood hebben, en ik ben gekomen om dat uit te voeren. Als je eigen broer heb ik daar wel het eerste recht op, zou ik zo denken."
Een rilling kroop over Myrra's rug. Meende Rogier werkelijk wat hij zei? Wilde hij werkelijk zijn eigen zusje doden? Maar hij was er wel raar genoeg voor.
"Je bent gek," zei ze vol verachting tegen hem. "Hoepel op."

Daar was weer die grijns.
"Ik dacht het niet, zusje," antwoordde hij. "Ik heb hier altijd al naar verlangd, en ik ben erg blij het nu eindelijk te kunnen uitvoeren."
"Ja, je hebt me altijd gehaat," zei Myrra verachtelijk. "Dat is niets nieuws voor me. Ik zei al dat je gek was. Niemand vermoordt zijn eigen familie. Ik wil dat je ver weg van me blijft. Hoepel op of ik roep mijn mensen."
"Mijn mensen," herhaalde de jongen spottend. "Meisje, je bent te ver van je kamp. Jouw mensen zullen je niet horen."
Myrra hield verschrikt haar adem in. Dat was waar. Er was niemand in de buurt. Ze was hier echt alleen. Alleen met haar broer.
"Wat wil je van me?" vroeg ze.
"Jouw dood," antwoordde de broer laconiek. "Dat weet je toch?" Hij zei het zo luchtig. Het leek alsof hij over een muntstukje sprak dat Myrra hem moest geven. Niet over haar dood. De dood van zijn eigen zusje. Maar het was hem ernst. De jongen droeg een zwaard dat hij nu tevoorschijn haalde.
"In het gevecht heb je me kunnen ontsnappen," zei hij tegen haar, "maar dit keer ontsnap je me niet."


Myrra probeerde kalm te blijven.
"In het gevecht, pfff, je was er niet eens," antwoordde ze terwijl ze op haar hoede was.
Dat was waar, het meisje had haar broer die dag niet gezien. Het leek erop alsof hij niet aan het gevecht had deelgenomen.
Rogier haalde zijn schouders op.
"Tja, orders van de baas," antwoordde hij. "Ik hoorde dat ze je niet hebben kunnen doden, maar ik kan het wel. Trek je zwaard, zusje. Laten we er nu voor eens en altijd een einde aan maken."
"Waaraan?" vroeg Myrra terwijl ze haar zwaard tevoorschijn haalde en het voor haar lichaam hief.
Rogier zuchtte en schudde toen met zijn hoofd.
"Wat is er toch veel dat je niet weet," antwoordde hij.

En toen stortte hij zich met zijn zwaard op zijn zusje.
Dit was wel het meest merkwaardige gevecht dat Myrra ooit had gehad: te vechten met haar eigen broer. Ze vroeg zich af wat de jongen bezielde dat hij zijn eigen zusje zo graag dood wilde hebben. Maar toen herinnerde ze zich dat ze zich altijd al over hem verbaasd had. Zo lang ze zich kon herinneren was haar broer al een vreemde snuiter geweest. En hun moeder eigenlijk niet anders. Ze had zich eigenlijk nooit met een van twee verwant gevoeld. En nu wilde haar broer haar doden. Wat had hij tegen haar? Of was hij binnen de rebellen zo opgeklommen dat hij Arthurs bevelen blind opvolgde?
Rogier was echt een jongen van de straat: hij vocht blind, met veel kracht, maar erg slordig en zonder tactiek. Myrra daarentegen was goed opgeleid. En ofschoon ze een flink aantal jaren jonger was, was ze haar broer toch de baas. Rogier merkte dat en het irriteerde hem. Dat had hij niet verwacht!
"Rotkind!" schold hij toen Myrra weer eens een van zijn slagen met succes had afgeslagen. "Ik krijg je echt wel."

En zo ging het door.
Hoe verder het gevecht vorderde, hoe bozer Rogier werd, en hoe meer hij zichzelf in zijn boosheid verloor. Hij schold Myrra voor van alles uit. Rotkind, feeks, klein loeder, verrader. En hij voegde eraan toe:
"Je bent altijd al een vervelend kind geweest."
Myrra haatte haar broer al jaren, maar nu besefte ze nog eens opnieuw waarom ze dat deed. Rogier was een verliezer. Een echter verliezer die in zijn leven niets anders kon dan boos zijn en wraak nemen. Ze ving zijn slagen op en pareerde ze. En dat deed ze goed. Rogier, die zonder techniek en alleen op zijn kracht vocht, kreeg haar niet eronder. Door zijn manier van vechten werd de jongen langzaam moe, en hij kreeg het steeds zwaarder. Zijn gevecht werd steeds roekelozer, en zijn pogingen Myrra te raken werden steeds wanhopiger. Het meisje besefte op een ogenblik dat ze er een einde aan moest maken. Gekken hadden soms nog geluk. Een laatste vermoeide slag kon toch nog zijn doel bereiken. Ze ging daarom over tot de aanval. Daarbij gebruikte ze een doordacht plan dat Ramsh haar persoonlijk had geleerd. En dat plan werkte nu ook weer. Met drie, vier, vijf slagen had ze het zwaard van de jongen weggeslagen. Rogier was verward en hij wankelde. Dit gebruikte Myrra om hem een grote trap en een duw tegelijk te geven. Ook een van de technieken die ze van de roverhoofdman had geleerd. De jongen viel om en kwam op de grond terecht. Vlug ging Myrra boven op hem staan en zette de punt van haar zwaard op zijn borst. Nu kon hij geen kant meer op. Hij was verslagen. Hijgend keek ze haar broer in de ogen.


De jongen onder haar zwaard kronkelde om los te komen. Maar bij elke beweging voelde hij de punt van het wapen in zijn borst steken. Hij wist dat hij verslagen was en hij was boos.
"Sla dan toe," zei hij grommend tegen Myrra boven hem. "Steek dan. Maak me maar dood."
"Je was gekomen om mij te doden," antwoordde Myrra.
Rogier gromde opnieuw.
"Als ik het niet doe, dan doen anderen het wel," zei hij. "Het is slechts een kwestie van tijd."
"Jullie rebellen zijn verslagen," zei Myrra. "We hebben jullie verslagen in het gevecht."
"Oh dat?" zei Rogier luchtig. Hij spuwde en begon toen te lachen. "Hebben jullie de koning en koningin al? Domme meid. Denk je nu echt dat we van plan waren jullie zo te laten winnen? Och kom. Die veldslag was alleen om jullie een beetje uit te putten en te ontmoedigen. En zo te zien is dat wel gelukt, niet? Jij en die prinses van jou weten niet wat jullie nu moet doen, hebben we gehoord."
"De spion," zei Myrra direct. Ze begreep dat Rogier deze informatie alleen van de spion kon hebben. "Wie is de spion?" En het meisje drukte haar zwaard wat extra op zijn borst. Rogier voelde de pijn. Maar hij was niet van plan daarnaar te luisteren.

"Ja goed, ga maar dreigen," zei hij spottend tegen Myrra. "Het zal je niet helpen, kind, want ik weet niet wie de spion is. Arthur houdt dat heel goed voor zichzelf. Maar door hem weten we wel fijn hoe jullie er voor staan. En ik moet zeggen: het was een goed idee om zo'n veldslag te houden, ook al hebben jullie gewonnen. In het eind hebben toch wij lekker gewonnen."
"Ach, vlieg op!" zei Myrra kwaad.
Ineens werd haar alles duidelijk, alles wat de afgelopen dagen door haar hoofd had gesluimerd. Toen was het een mistig kluwen geweest, omgeven door raadsels. Maar nu trok de mist op, en zag ze duidelijk wat er was gebeurd. Ja, de veldslag was een valstrik geweest. Ver weg van zijn eigen kamp had Arthur haar groep willen verslaan. En eigenlijk haar in het bijzonder. Nooit was hij van plan geweest de koning en koningin bij dit gevecht vrij te geven. Met een list had hij haar tot wat een eerlijk gevecht moest lijken weten over te halen. Hij had er zwaar op gerekend dat hij dit gevecht wel zou winnen, en dat hij Myrra kon doden. Nooit had hij verwacht dat haar groep sterker zou zijn. En de verrassing was dan ook groot geweest toen haar groep aan de winnende hand bleek. Vandaar dat de rebellen zo onverwacht waren weggevlucht. Zo veel waard was dit gevecht hun ook niet geweest.

Die avond na het gevecht moet Arthur de persoon zijn geweest die verward was. Maar in de dagen daarna draaide zijn kansen. Nooit had hij kunnen vermoeden dat het kamp van Myrra zo in verwarring zou raken. Dit kwam hem heel goed uit!
Myrra zag dit nu en wist meteen wat ze doen moest. Ze moest doorgaan met hun oorspronkelijke plan: optrekken naar de rebellen! Niet meer wachten, niet meer verwarrend zijn. Hun oude doel oppakken en optrekken!
De jongen onder haar zwaard werd ongeduldig.
"Waar wacht je nog op?" vroeg hij aan haar. "Je hebt me overwonnen. Steek me dood."
Maar Myrra had geen zin haar broer te doden. Snel trok ze haar zwaard terug en toen flitste het heen en weer. Twee verwondingen, aan beide benen. De jongen kon voorlopig niet lopen. Daarna draaide het meisje zich om en rende terug naar haar kamp.

Moe en gehavend kwam Myrra in het kamp aan, waar ze verslag deed van haar gebeurtenissen. Direct trokken een paar mannen erop uit om de gewonde Rogier op te halen.
"Behandel hem goed!" riep Myrra ze nog na. Hij is onze gevangene.
Toen nam ze de prinses ter zijde.
"We moeten praten. Ik wil verder naar het kamp van de rebellen."


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 25:
Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny