** De wonderhand van Tristán Hallet - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Het kamp
Hoofdstuk 2: Hallet
Hoofdstuk 3: De ontsnapping
Hoofdstuk 4: Weer thuis
Hoofdstuk 5: Oma Duncan
Hoofdstuk 6: Henry Johnson
Hoofdstuk 7: Weer ontsnapt
Hoofdstuk 8: De reis naar Lesorith
Hoofdstuk 9: Tristán Hallet
Hoofdstuk 10: De reis naar de sprookjesstad
Hoofdstuk 11: Eindelijk thuis
Hoofdstuk 12: Zachary en Lucky


Hoofdstuk 1: Het kamp


Het uiteinde van de zweep vloog door de lucht, op weg naar zijn slachtoffer. Hij kwam neer op de rug van een jongen. Louise beet op haar lip. Die arme Loek. Hij kon al amper meer verder. Stil lag hij daar op de grond. Toen Louise naar hem toe wilde gaan, kreeg ze een harde trap in haar rug. Kwaad draaide ze zich om. Achter haar stond de opper, de leider van het kamp. Vals grijnzend keek hij haar aan. Rooie! Aan het werk! Hij trapte haar weer in haar rug, zodat ze voorover struikelde. Ze kwam overeind en sjorde de mand met stenen op haar rug. Die mand was even groot als zij zelf en zat bomvol zware stenen.

Gebukt onder de zware last liep ze moeizaam naar de lange rij met kinderen. Ze ging achter het laatste kind staan. Nou ja, eigenlijk zag ze het hele kind niet eens. Het enige wat ze zag was een grote mand met stenen en daaronder twee vuile voetjes. Het kind was veel jonger dan dat zij was.

Langzaam schoof de rij vooruit. Eindelijk kwam Louise bij de grote tafel. Achter die tafel zat een dikke man die controleerde of je genoeg stenen in je mand had. Voor de man lag een groot boek met allemaal namen. Als je het goed had gedaan kreeg je een streepje achter je naam. Waar dat voor was, wist Louise niet. Het enige wat ze wist was dat ze moesten werken, werken en nog eens werken.

Voor haar liep een klein jongetje. Ze kon hem amper zien; de mand was veel te groot. Boven de mand uit stak wat donker haar.
Het jongetje draaide zich om.

De oogjes waren moe en het leek alsof ze door haar heen keken. Louise schatte het joch op een jaar of acht. Ze begreep het niet, want alle andere kleintjes onder de tien jaar werkten op de sorteerplaats. Zij zelf moest alle dagen stenen hakken tot ze een mand vol had. Die mand bracht ze dan bij de houten tafel waar ze werden gecontroleerd. Van af die tafel gingen ze naar de sorteerplaatsen waar de kleintjes die stenen sorteerden en in manden deden. Daar vandaan werden ze naar de vrachtwagens gebracht en afgevoerd.

Ze liep met Alex mee naar de winplaats. Daar werden ze gescheiden door een van de opzichters door Louise een harde zweepslag te geven. Het touw striemde langs haar rug. Haar rug was ondertussen al helemaal open en bij elke zweepslag bloedde hij weer. Nooit kregen de ruggen van de vele kindertjes die daar werkten rust. Elke dag werden ze zo vaak mogelijk geslagen. De opzichters hadden er plezier in te zien dat die kindertjes daar hard werkten en ze vonden het leuk om ze te slaan.

Zo ging het al dag in, dag uit voor Louise. Ze werkte al jaren op die werkplaats. Elke avond -beter gezegd nacht- als ze in bed lag kwamen haar gedachten weer op gang. De hele dag zette ze ze uit en werkte. Maar 's avonds deed ze ze weer aan! Dan begon ze er over na te denken over hoe gek het was dat ze hier nu werkte en hoe dat nou kwam.

Vroeger, toen ze klein was woonde ze gewoon in een huis. Ze wist dat haar vader een hekel aan haar had. Waarom? Ze was een meisje én ze had rood haar! Ze rood haar, dat steil op haar schouders neer viel. Ach ja, ze kon het ook wel begrijpen. Haar vader was knap, echt knap. Hij was erg rijk en trouwde daarom met -natuurlijk- ook een knap meisje die rijk was. Haar ouders hadden allebei zwart krullend haar en het hele voorgeslacht was zo geweest.

Het was vreemd dat je dan een dochtertje kreeg dat rood haar had. Haar vader had altijd graag een zoon gehad, maar hij kreeg alleen een dochter. En ook nog wel een met rood haar. Haar vader had daarom een hekel aan haar, maar haar moeder had haar altijd beschermd. Tot haar moeder weer zwanger werd. Bij de geboorte van Louise's broertje stierf ze. Het broertje voldeed helemaal aan haar vader verwachting. Hij was slim leek als twee druppels water op zijn vader.

Toen haar moeder er niet meer was, nam haar vader een werkster in huis die moeders werk overnam. Vader was blij met zijn zoon en zijn dochter kon weg! Hij had nu een andere erfgenaam dus Louise kon ophoepelen. En dat gebeurde. Ze werd naar dit kamp gestuurd. Maar dat wist Louise allemaal niet meer, het was al een poos geleden en als je haar zou vertellen dat ze rijk had geleefd, had ze je nooit geloofd. Louise was 7 jaar toen ze naar dit kamp kwam en ze werkte er nu al 6, bijna 7 jaar.

Louise wist niet dat ze voor elke mand een beetje geld kreeg. Dat werd haar niet verteld, nee, dat geld ging naar haar vader. Louise wist daar niets van. Waarschijnlijk zou ze hier haar hele leven werken. Haar hele leven geslagen worden en half verhongeren.

De volgende dag werd Louise wakker door het geluid van de ochtendbel. Werken! Betekende dat. Louise zuchtte en geeuwde. Bah, 4 uur 's ochtends. Het werd een sleur. 4 uur eruit, werken, een paar korstjes brood eten om 1 uur, werken, om 7 uur een kommetje watersoep en dan nog werken tot 9 uur. Het was vermoeiend en zwaar werk. Oké, ze kon dit best volhouden als ze maar niet zo vreselijk geslagen werden.

Louise maakte Tessa en Sofie wakker. Zij waren twee meisjes die jonger waren dan zij en lagen bij haar in bed. In elk bed sliepen 3 kinderen. Tessa en Sofie waren erg moe en Louise moest ze lang heen en weer schudden tot ze wakker waren. Ze klommen uit het stapelbed die zij aan zij in een grote barak stonden. Toen Louise naar buiten stapte, bevroor ze bijna. In de barak was het ook altijd koud met een dunne, gescheurde deken per bed. Maar nu was er een sneeuwstorm geweest en de bevroren stukjes ijs waaiden in haar gezicht.

Weer klonk de bel. Alle kinderen verzamelden zich op het grote plein waar jassen uitgedeelde werden. Elk kind kreeg lappen om zijn voeten gewonden en kregen een jas. Louise was verbaasd. Anders hadden ze nooit iets aan hun voeten en werden er niet zo maar kleren uitgedeeld. De jassen waren dun, maar toch boden ze wat bescherming tegen de wind als je de kraag goed hoog opzette. In lange rijen vertrokken de kinderen naar de winplaats. Anders waren de rijen heel ordelijk, nu niet. Dat kwam door die harde wind, je werd bijna om ver geblazen.

Een stukje verder zag Louise een kleine gedaante lopen. Het kind strompelde door de dikke sneeuw. Ze liep naar hem toe, het was Alex. Ze nam het kind bij de hand en hielp hem naar de winplaats. Nog steeds begreep ze niet waarom hij hier werkte, hij was veel te jong. Ze was verbaasd, het jochie zei helemaal niets, terwijl alle andere kinderen allemaal zeurden dat ze het koud hadden. Alex klaagde niet. Hij sloeg zich overal doorheen. Al was hij zo klein, hij kon bijna alles.

Een ding van dit weer beviel Louise wel. Door de kou bleven veel opzichters binnen in hun warme huizen. Ze zouden dus minder geslagen worden. Tenminste, dat hoopte ze. Bij de winplaats aangekomen werd er hard geklingeld met de bel. Wat nu weer? Dacht Louise. De kinderen stroomden naar het grote plein bij de winplaats. Daar stond de opper.



Kinderen! Riep hij, we hebben een nieuwe opzichter. Hij komt in de plaats van Jefferson. Jefferson is ziek en zal geruime tijd niet op kunnen letten. Louise voelde een warm gevoel naar boven komen. Yes! De oude Jefferson was weg. Jefferson was de oudste opzichter, van in de zeventig, maar afranselen dat hij kon! Ook de andere kinderen waren blij. Aan het werk! Brulde de opper nu en hij liet zijn zweep boven de kinderen knallen. De kinderen maakten dat ze wegkwamen.

Louise ging weer aan het werk. Ze was benieuwt wie de nieuwe opzichter zou zijn. Ze had tot nog toe geen onbekende gezien. De hele dag sleepte ze heen en weer met haar mand. Haar rug deed pijn, maar klagen deed ze niet. Wat zou het helpen? Toen zag ze hem, de nieuwe opzichter. Hij was groot en breed en hield zijn zweep goed vast. Nee... dacht Louise. Dat is er een die hard kan slaan!

Kijk eens! Riep de man vals die de nieuwe opzichter moest begeleiden. Dat is die rooie weer! De man keek Louise vals aan.
Die kromp in elkaar.
Hup, zei de man tegen de nieuwe opzichter. Jij moet haar afstraffen, zo! Hij heftie zijn hand op en gaf haar een paar rake klappen op haar rug.
Nu jij! Beval hij. De nieuwe opzichter keek even naar zijn leermeester. Ga nou maar!

De nieuwe opzichter liep met zijn zweep naar Louise toe. De man hefte zijn hand met daarin de zweep omhoog. Louise keek hem in de ogen. Ze keek hem zo vernederend aan dat hij zijn zweep liet zakken. Nou, komt er nog wat van! Brulde de opzichter. Anders doe ik het! De man bracht zijn zweep weer omhoog en liet hem neerkomen op Louise's rug. Harder! Blafte de opzichter. Nog een keer. Weer te zacht! Brulde de opzichter weer. Kijk goed! Hij bracht zijn zweep omhoog en liet hem als een razende op haar rug neerkomen. Louise kromp ineen van de pijn. Nog eens sloeg de opzichter. Louise lag nu op de grond. Ze probeerde niet te huilen, ze wist dat de mannen juist dán nog harder zouden gaan slaan.

De opzichter gaf zijn zweep aan de nieuwe. Slaan! Beval hij. De nieuwe opzichter pakte de zweep en haalde uit. De slag kletste op Louise's rug. Haar hele lichaam deed pijn, maar ze was het gewend. De nieuwe opzichter deed zijn ogen dicht toen hij het rode bloed uit de wonden zag stromen. De opzichter trok Louise hardhandig omhoog en beval haar door te werken. Zuchtend pakte Louise haar mand met stenen op. Moe sleepte Louise haar mand over de grond mee. Halverwege viel ze op de grond. Ze kón niet meer. Maar ze moest verder, als de opzichters haar zagen, zou het er niet best uitzien! Ze kwam moeizaam overeind en ging weer verder. Toen voelde ze iets op haar arm. Ze keek om. Het was Alex, die met grote ogen haar aan keek. Zijn grote, bruine ogen stonden angstig, maar er straalde ook woede uit die Louise bijna pijn deed.

Ik zal ze! Zei Alex fluisterend tegen Louise. Doe het maar niet... zei Louise, het is alleen maar gevaarlijk. Alex sjorde zijn mand iets hoger op zijn rug en strompelde naast Louise verder. Ze gaf haar mand af bij de houten tafel en ging weer door. De hele dag werkte ze door. Louise's hoofd deed pijn. Het dreunde steeds maar weer: Werken... slaan... werken... slaan... Wezenloos keek ze voor zich uit. Niemand sprak, iedereen was alleen. Ze waren met vreselijk veel, maar ze waren allemaal alleen en eenzaam, onderdrukt.



Die avond zat Louise samen met een paar anderen haar maaltijd te eten. Dat was droog brood en te weinig om hun magen te vullen. Ze waren altijd met een vast groepje: Louise, Tessa, Sam, Sofie, Loek en nu was Alex er ook nog bij gekomen. Die Hallet is een sukkel, zei Sam. Ja! Riep Loek, hij heeft me kapot geslagen, hij wil zeker in gunst komen bij de opper. Louise keek de jongens verbaasd aan. Hallet? Waar hadden ze het over? Mij ook, zei Sam, bijna iedereen wel. Wie is Hallet? Vroeg ze toen maar. Weet je dat dan niet? Tessa keek Louise verbaasd aan.

Hallet, dat is die nieuwe opzichter. Oh, is dát Hallet...! Ik dacht al, hoe zou hij heten. Alex had al die tijd gezwegen, maar nu zei hij: Hallet heeft Louise ook helemaal kapot geslagen, ze bloedde heel erg. Iedereen keek Alex aan. Alex had bijna nooit wat gezegd. Louise keek Alex aan. Had hij gezien hoe Hallet en de andere opzichter haar tot bloedens had geslagen? Ja, knikte Alex, en alleen maar omdat ze rood haar had! Louise boog haar hoofd. Iedereen keek op haar neer, alleen maar omdat ze rood haar had. Altijd werd zij geslagen, alleen maar omdat de opzichters het leuk vonden de rooien te pesten. Tessa keek medelijdend naar Louise. Weet je, zei ze, die opzichters zijn alleen maar bang. Huh?! Ja! Ze slaan de rooien he hardst, omdat zij in de minderheid zijn! Nu begon Louise het ook te begrijpen. Bah... Wat een leven hier!

Met een grote klap werden de deuren van de barak dichtgegooid. Ik ga naar bed, zuchtte Louise moe. Wij ook! De jongens zochten hun bedden op en Louise klom het trapje op van haar stapelbed. Achter haar klommen Tessa en Sofie naar boven. Zodra Louise in bed lag viel ze in slaap. Ze lag op haar buik, haar rug was vol met bloedkorsten. Het deed pijn, zodra ze omdraaide.

Een paar dagen later werd er weer geklingeld met de bel. Alle kinderen stroomden naar het grote plein. Achter de houten tafel stond de opper. Hij had geen uitdrukking op zijn gezicht, zoals altijd. Zijn ogen waren koud en hard. Nummer 1758-1781 moeten meekomen! Louise was blij, zij was nummer 1746, gelukkig hoefde ze niet mee. Misschien gebeurde er wel niets met ze, maar soms gebeurden er zulke rare dingen... Een groep kinderen maakten zich los uit de rijen kinderen. Louise was blij dat er geen een bij zat die zij kende. Werken! Brulde de opper. De rest van de andere kinderen ging aan het werk.



Werken, daar draaide het de dagen daarna om. Niemand hoorde meer iets van de kinderen die met de opper mee moesten. Dagenlang werden Louise en andere roodharige kinderen afgeranseld door opzichter Hallet. Hallet sloeg vreselijk hard, maar dat deden alle opzichters als ze er net waren. Als ze dat niet deden, werden ze weer weggestuurd en dat wilden de opzichters natuurlijk niet. Maar Hallet nam het wel erg serieus op. Hij sloeg afschuwelijk hard, maar hij was ondertussen wél de vertrouwenspersoon geworden van de opper. Dat kwam alleen maar doordat hij zó hard sloeg!

Dagen moest Louise werken tot ze hoorde wat er met de kinderen gebeurd was. Die bewuste avond zat ze met het vertrouwde groepje in de barak. Ze zaten rustig te praten met elkaar toen de deuren van de barak openknalden. De opper kwam binnen. Stil allemaal! Brulde hij. Alle kinderen hielden verschrikt hum mond. Jullie krijgen nieuwe kinderen in de groepen! Een golf van verontwaardiging ging door de kindermassa. Nóg meer kinderen in de barak?

De opper ging door. Sommigen van de nieuwe kinderen zijn al gekomen, anderen niet. Die anderen komen morgen. Deze kinderen komen in plaats van de groep kinderen die pas bij jullie zijn weggehaald. Die kinderen zijn... ze zijn weg! Dat komt doordat zij zwak en ziek waren. Nu begreep Louise het eindelijk. Die groep kinderen die mee moest met de opper 'waren er niet meer.' Daarom werden er kleine kinderen die eigenlijk te jong waren hierheen gestuurd. Daar hoorde Alex natuurlijk ook bij. Ze was misselijk. Bah, zo veel kinderen weg. Alleen maar omdat ze ziek waren!

Nu kwam Hallet te voorschijn. Al die tijd had hij achter de opper gestaan. Die opper was zo breed dat niemand hem had zien staan. Louise keek even naar het gezicht van Hallet. Hij had geen uitdrukking op zijn gezicht. Ze keek even naar zijn ogen. Zijn ogen konden zijn gevoelens niet tegenhouden. Hallets ogen waren groot en ze zag verdriet. Verdriet om al die jonge levens. Zou het ooit goed komen?


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 2:
Hallet

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny