** De wonderhand van Tristán Hallet - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Het kamp
Hoofdstuk 2: Hallet
Hoofdstuk 3: De ontsnapping
Hoofdstuk 4: Weer thuis
Hoofdstuk 5: Oma Duncan
Hoofdstuk 6: Henry Johnson
Hoofdstuk 7: Weer ontsnapt
Hoofdstuk 8: De reis naar Lesorith
Hoofdstuk 9: Tristán Hallet
Hoofdstuk 10: De reis naar de sprookjesstad
Hoofdstuk 11: Eindelijk thuis
Hoofdstuk 12: Zachary en Lucky


Hoofdstuk 5: Oma Duncan


Louise zat op de veranda. Ze keek uit over het weiland. Aan de andere kant was een tarweveld. Aan het eind van het weiland zag ze bomen en daar door heen slingerde een rivier: de Gramme. Hoe fantastisch mooi was het hier, met die bergen op de achtergrond. Ze dacht na over die middag. Toen ze weg ging in Dumousio keken alle mensen op. De heks met het rode haar ging weg! De heks met het rode haar ging weg! Alle mensen juichtten. Het was een lange rit geweest, naar oma Duncans boerderijtje aan de Gramme. Toen ze er bijna waren zag Louise nergens meer huizen. Hier was het land ongerept. En midden in die woeste natuur lag oma's boerderij. Een oase in die woestheid. Het was er erg vruchtbaar, daarom was het vreemd dat er haast geen mensen woonden, maar oma was hier gelukkig in haar eentje. Oma liet haar met rust. Zij was lief en had het beste met Louise voor. En nu zat ze hier op de veranda met twee poesjes op haar schoot.

En oma vertelde. Mijn poes heeft pas jonkies gekregen. Het zijn er zes, jij hebt er nu een op schoot! Louise keek naar de poesjes die overal op de veranda lagen te spelen met elkaar. Ze moest weer denken aan Tristán. Zou ze hem eigenlijk ooit nog terug zien? Hij wist toch niet dat ze hier woonde? Heel veel mensen wisten dat niet. Oma? Ja? Wist u wat er gebeurt was met mij toen... Oma knikte. Ik wist dat hij jou naar dat kamp zou brengen, maar ik kon hem niet tegenhouden. Jouw vader deed veel meer van die stomme dingen. Bijvoorbeeld toen opa gestorven was. Hij pikte meteen al zijn geld en ik bleef hier achter. Écht? Ik wist niet dat hij zó gemeen was! Oma zuchtte. Maar mij maakte dat niet zo uit. Ik ben hier gelukkig! En dat wilde Louise best geloven, het was hier verrukkelijk! Toen trouwde hij met je moeder. Je moeder was echt een leuke meid en ik wist niet wat zij in je vader zag. Je vader was wild en hebberig. Zijn hele leven draaide om geld!

Ach, die Anna-Louisa... Zij is degene die zorgde dat jij niet nog eerder naar dat kamp moest. Zij beschermde jou, ook al had je rood haar. Eigenlijk had Harry gewoon nooit geboren moeten worden! Dan had jij ook niet weggehoeven! Louise haalde stug haar schouders op. Maar dat is wel gebeurt. Je hebt gelijk, Louise, we kunnen de tijd niet terug draaien! Oma stond op en ging naar binnen. Even later kwam ze buiten met wat drinken. Hier! Louise nam de beker dankbaar aan, ze had dorst. Toen ze het op had liep ze een rondje om het huis en vond Ted, de hond. Ze begon hem achter zijn oren te kriebelen terwijl ze tranen over haar gezicht liepen. Oh... mama, oma, Tristán... Zo vond oma haar later. Met een behuild gezicht lag ze te slapen tussen Ted's poten. Oma durfde haar niet wakker te maken, dus bleef ze daar liggen. Ted zou op haar letten. Het was een zacht bed, het gras als matras en Ted als kussen.

Louise had heerlijk geslapen toen ze wakker werd. Ze had het helemaal niet koud gehad, hoewel het al herfst was. Gelukkig was het niet gaan regenen! Louise liep over het paadje naar de rivier. Dat was wel lastig. Oma had geen pomp, daarom moest ze naar de rivier. De put lag droog. Zodra het zou gaan regenen herfst werd, zou hij weer gevuld zijn. Maar in de zomer als het warm was, droogde hij altijd op. Zelfs als je dieper groef hielp het niets. Het was nou eenmaal zo. Dus moest Louise zich in de Gramme wassen. Nadat ze dat gedaan had begon ze een wandeling. Ze klom een stukje de berg op. Ze keek over de woeste vlakte heen. In de verte zag ze de lichten van Marhab. Beneden in de diepte lag oma's boerderij. Ze daalde weer af en plukte een grote bos met bloemen. Klaprozen, brem, vergeetmijnietjes en nog veel andere waar Louise de naam niet van wist. Met deze heerlijke bos geurende bloemen kwam ze bij haar oma die de bos in een aardewerken pot zette.

Ze ontbeet en toen zei oma: heb je zin om te gaan paardrijden? Dat kan ik niet... zei Louise aarzelend. Ik kan het je leren! Louise knikte verheugt, ik heb er nu al zin in. Even later liepen ze naar de stal. Er waren twee paarden en een veulen. Sterrenlicht en Sterrenregen heeten ze. Waarom heten ze zo? Vroeg Louise. Het is een tweeling, zei oma. En toen ze geboren werden schenen de sterren zó helder, en ik zag een vallende ster, twee zelfs! Wow! Zei Louise bewonderend, in een stad zag je de sterren niet door het licht van de huizen. Hoe heet het kleintje? Vroeg Louise. Dat veulen? Het heeft nog geen naam. Jij mag er een bedenken als je wilt! Is het een jongen of meisje? Een jongen... Maar ik denk dat hij toch weg moet. Een hengst tussen twee merries, dat gaat vast niet goed. Ah, oma! Alstublieft, hou hem! Ik vind hem zo lief! Goed dan, vanaf nu is hij van jou! Hoe noem je hem? Louise dacht even na. Tristán! Zei ze plotseling. Tristán, dan had ze toch nog een Tristán!

Goed, zei oma. Ga jij maar op Sterrenregen. Oma leerde Louise paardrijden. Ze vond het heerlijk om door de woesternij te galopperen. Sterrenregen was een mooi paard. Ze was donkerrood met precies dezelfde kleur manen als Louise's haar. Zij was ook de moeder van Tristán. Op Sterrenregens neus was een mooie, witte vlek. Het enige plekje dat een andere kleur had. Oma genoot als ze Louise zo op die velden zag galopperen. Hun haren en manen smolten ineen en waaiden naar achteren door de wind. Fantastisch! Prevelde oma. Ze past precies bij haar. Opgetogen kwam Louise weer bij haar oma. Louise wilde afstappen, ze hield zich vast aan de manen van Sterrenregen. Er lag geen zadel en ook had het paard geen halster om. Louise nam het paard mee naar de stal. Ze verzorgde het dier en gaf ook de andere voer. Wat was het heerlijk om hier te wonen! De dagen verstreken en oma zag dat Louise's gezondheid met sprongen vooruit ging. Ze was nu al iets dikker geworden, ze was eerst zo mager! Ook had haar haar een mooie gezonde kleur gekregen. De kleur van het rood-bruine zand om de boerderij.

Louise woonde nu al een paar maanden op de boerderij. Het was ondertussen al oktober geworden, maar de sneeuwstormen bleven uit. Dat was vreemd, want meestal in september begonnen ze al. Die bewuste nacht gebeurde het eindelijk toch. De sneeuw begon te vallen, maar géén sneeuwstorm! Louise had het erg koud in bed. De boerderij was niet heel warm en ook niet stevig gebouwd. De wind blies soms gewoon door de spleten van de muur heen. Louise rilde, en draaide zich op haar andere zij. Toen ze 's ochtends wakker werden lag er een dikke laag sneeuw. Zwijgend gingen oma en Louise eten. Louise dacht niet veel meer over Tristán. Ze wist dat ze hem nooit meer zou zien. Ze moest hem uit haar hoofd zetten en dat was redelijk gelukt. Toch voelde ze vaag nog de pijn om Tristán. Die wonderlijke jongen met zijn zwarte haar en staalblauwe ogen. En natuurlijk zijn wonderhand! Het eten was half bevroren. Oma wilde naar buiten gaan om water te putten.

Sinds een klein poosje was er weer water in de put. Oma duwde tegen de deur, maar die wilde niet open. Er ligt te veel sneeuw! Zei oma. Kom eens Louise! En Louise begon ook tegen de deur aan te beuken. Maar die wilde niet open. Louise keek naar buiten. Vind u het gek, zei ze. Moet u kijken, er ligt een bal ijs voor de deur! Ik klim wel uit het raam, zei Louise. Ze trok even aan het raam, maar die kreeg ze ook niet open! Vastgevroren, zei oma somber. Ik dacht dat het niet zo erg was, maar het is vreselijk koud! Met veel gewrik en een kaars die het ijs liet smelten kreeg Louise het raampje eindelijk open. Ze zette er een stoel voor en was in een wip buiten. Oma wilde haar juist de waterkan aanreiken toen Louise onderuit ging. 't Is spekglad! Ze greep de kan, zette een stap en viel bijna weer onderuit. Kom maar terug, zei Oma toen ze nog twee keer viel. Je bevriest daar nog! Louise klom weer door het raam. Oma wond een paar gebreide lappen om haar schoenen. Nog een keer probeerde Louise het. Nu ging het beter.



Eindelijk kwam ze bij de waterput aan. Louise liet het bevroren touw door haar vingers glijden. Louise verbaasde zich. De klets van een emmer die in het water valt was nog steeds niet gekomen! Bom! Louise wierp een blik in de put. Het water was bevroren! Hoe moesten ze nu aan water komen?! Oma! Riep ze, Ooooma! Het water is bevroren! Kom maar weer binnen! Riep oma terug. Dat deed Louise. Ze had er bijna de hele ochtend aan gewerkt om water te krijgen, en nu was de put bevroren! Maar oma liet zich niet zo snel uit het veld slaan. Wij en de dieren hebben water nodig, zei ze. We kunnen niet naar de rivier, dan vriezen we dood. Dit is een van de strengste winters die ik heb meegemaakt! Louise verwonderde zich. In Zamori was het nooit zo erg geweest! Het leek wel alsof oma haar gedachten raadde. In het noorden zijn de winters nooit zo streng, zei ze. Maar er moet wel iets gebeuren! Louise knikte. Ja...

Die middag zei Louise: Oma! Ik ga naar de rivier. Maar, Louise! Probeerde oma. Nee! Ik ga! Anders komen we om van de dorst. Ik ben wel iets gewend. Ik sterf liever in die tocht dan nu van de dorst! Oma zuchtte. Hierin lijk je op je vader, die was ook altijd zo vastbesloten. Nu, ga maar! Maar ga door, anders... Er komt storm! Oma wees in de lucht. De heldere blauwe lucht was nu donker. Ik ga op Sterrenregen, zei Louise. Die vind de weg hierheen sowieso terug. Goed... oma leek opeens jaren ouder. Was ze bang om haar enige kleindochter te verliezen? Oma gaf Louise een touw. Maak het hier vast tot aan de stal. Dan vind je de weg naar het huis terug. Louise knikte en klom weer uit het raam. Ze bond het touw vast en liep naar de stal. Soms gleed ze npg uit, maar het was beter dan eerst. In de stal stonden de dieren te kleumen. Louise gaf hen voer en molk de twee koeien. De melk zou ze de terugweg meenemen. Ze haalde Sterrenregen uit haar stal en nam haar mee.

Het eerst stukje gleden Sterrenregens hoeven steeds, maar daarna werd het sneeuw. Daar kon ze beter lopen. Louise sprong op haar rug en ze draafden naar de rivier. Er lag maar een dun laagje sneeuw, maar het gaf wat houvast op de ijsbodem. Het was te weinig om mee te nemen en te laten ontdooien in huis. Dan zou ze alles bij elkaar moeten schrapen en daar had ze geen zin in. Half verkleumd kwam Louise eindelijk bij de rivier. Daar werd het weer gladder want het beetje sneeuw dat er had gelegen was ijs geworden en de rest van de sneeuw werd tegengehouden door de takken van de bomen. Ze vulde de emmers met water en steeg op voor de terugreis. Louise werd steeds kouder en ze bewoog steeds haar handen en vingers om te voelen of ze nog niet bevroren waren. Al die dikke kleren hielpen amper wat. Ze was op de helft toen het weer begon te sneeuwen. Het waren dikke vlokken en het begon ook steeds harder te waaien; een ijzige wind.

Louise kon amper meer bewegen en bijna bevroren toen ze bij de stal kwam. Daar zette ze de ondertussen bevroren water neer, liet Sterrenregen binnen en kroop dadelijk in het hooi. Ze kroop dicht tegen de warme lijven van Sterrenlicht en Tristán aan. Ook Ted had het door en kroop dicht tegen haar aan. Langzaam ontdooide ze wat, maar ze was zó moe, ze viel in slaap. Ondertussen zat oma zich zorgen te maken. Waar bleef Louise? Ze kon niet gaan zoeken want de sneeuwstorm was net begonnen. Ze zou er niet door heen komen. Het enige wat ze kon was hopen dat Louise op tijd de stal had bereikt. De volgende dag was de sneeuwstorm opgehouden en de oude oma klom uit het raam. Ze wilde Louise zoeken en dat was, als Louise ondergesneeuwd was onbegonnen werk. De sneeuw was enkele tientallen centimeters gevallen en waarschijnlijk kon ze haat toch niet vinden. Dus ging oma eerst naar de stal, waar Louise nog lekker lag te slapen. Ze was helemaal onder het hooi gekropen, dus oma zag haar niet.

Wel zag ze Sterrenregen waar aan de manen nog ijspegeltjes hingen. Ze was bang dat Louise bevroren was en toen van Sterrenregens rug was gevallen. Maar Ted had het door en schoof het hooi met zijn poot opzij. Oma slaakte een juichkreet toen zij Louise zag. Louise werd wakker en omarmde haar oma. Een poosje later begonnen zij aan de terugweg. Louise had de emmers met water en oma de emmer met melk. Langs de lijn liepen ze naar het huis. Ze klommen door het raam en ontdooiden de bevroren melk en water. Daarna wikkelden ze zichzelf in dekens en dronken een kopje met warme thee.

De volgende ochtend had het weer hard gesneeuwd. Louise was er als de kippen bij. Ze klom naar buiten en vulde haar emmer met sneeuw. die reikte ze naar binnen en begon met de volgende. De ijzige sneeuwvlokken vielen in haar gezicht en deden pijn als kleine speldjes die tegelijk in je gezicht worden gestoken. Daarna klom ze weer naar binnen. Een paar uur later was al het sneeuw ijs geworden. Oma en Louise konden nu niets doen. Oma begon te breien -wat ze anders nooit deed- en Louise ging in stukjes hout zitten kerven. Ze kon het werkelijk goed. Ze sneed een boerinnetje met lange rokken en een rond gezichtje, omkranst door lange vlechten. Oma bewonderde haar werk. Wat mooi die vouwtjes ook in die rokken! Louise liet het maar over zich heen komen en begon aan de boer. Een brede man die veel op Tristán leek. Ze maakte het gezicht net als die van hem. Een mooie neus, en de wat hoekige kin. Ook maakte ze zijn ogen. Groot en vrolijk. Lang haar om het gezicht heen, maar het moest natuurlijk nog wel een boer blijven! Ze 'zette' hem een pet op en 'deed' hem een overal aan.

Ze zette de boer naast de boerin en begon aan een kindje. Die leek heel veel op Alex. Het steile haar en de donkere, nadenkende ogen. Louise hield het houtsnijwerk een stukje van haar af. Het leek wel alsof hij écht na zat te denken! Oma bewonderde de familie. De kunstwerkjes waren zo'n 40 centimeter groot, het kind natuurlijk kleiner -20 centimeter.- Louise zette de familie op de schouw en gooide wat houtblokken op het vuur. Zwijgend ging ze in haar stoel zitten. Die winter keek ze nog heel wat naar de familie, vooral Tristán. Het leek alsof ze al die tijden weer opnieuw meemaakte.

De winter duurde lang en Louise verveelde zich. Dat was te begrijpen. Een vijftienjarig meisje dat hele dagen binnen moest zitten! Soms mocht ze naar de stal om de koeien te melken en de dieren voer te geven. Maar dat moest snel gebeuren, want er was altijd kans op een sneeuwstorm. Binnen kon ze niet zo veel doen. Aan breien had ze een hekel, en hele dagen houtsnijden is ook niet leuk. Daarom begon ze het huis goed te onderzoeken. Kleine stukjes hout duwde ze tussen grote spleten in de muur. Ze ruimde haar hokje op, maar dat was al zo schoon en netjes dat Louise er bijna gek van werd. Ze hield niet van opruimen. Maar ja, je moest toch wat doen! Zo verstreek de tijd langzaam. Louise zag hoe hun voorraad eten langzaam slinkte. Wat moesten ze als het eten op was? De lente bleef lang uit dat jaar. Meestal was de sneeuw rond maart wel weg, maar nu was het al eind maart!

Louise kreeg steeds minder eten op haar bord. Vaak moest ze met een lege maag naar bed. Ach, voor Louise maakte het niet erg uit. Zij was wel iets gewend. Ze kreeg altijd nog meer dan in het kamp. Maar oma... ze was oud, maar ze had wel goed voedsel nodig en dat was er amper. Oma was een beetje ziek, nu moest Louise alles doen. Bij Livie had ze een beetje koken geleerd en nu moest zij met het weinige een maaltijd in elkaar flansen. Ze aten veel soep. Water was er vaak wel, gewoon gesmolten sneeuw. Maar ook de soep werd steeds dunner. Toen Louise 's Ochtends bij haar oma ging kijken lag ze rillend in bed. Oma? Oma keek haar koortsig aan. Louise maakte snel een kop hete thee. Die dronk oma dankbaar op. Ze kwam overeind, ze voelde zich al veel beter. Louise, steunde ze. Er is iets verandert, ik voel het! Wat dan, oma, wat dan? Voelt u zich niet goed? Nee, nee, Louise. Ik voel me prima. Buiten! Buiten is het verandert. Louise keek haast nooit meer naar buiten.

Je zag toch niets door de bevroren ramen. Ze schoof de gordijntjes opzij. Een gilletje ontsnapte haar. Alle sneeuw en ijs was weg! UIt de bruine grond staken groene sprietjes en hier en daar stond al een sneeuwklokje. Het is lente, meisje! Eindelijk! De sneeuw was weg, ze zouden weer naar de stad kunnen en eten kopen. Eind april, de sneeuw was weg! Oma kwam voorzichtig uit bed en keek ook door het raam. Ze was opeens weer heel levendig en liep naar de woonkamer. Ze trok haar jas en, Louise volgde haar. Ze gooide de deuren en ramen open. en met een sprong was ze buiten. De vogeltjes floten en overal kwamen bloemetjes uit de grond. Louise zoog de frisse lucht in en rende toen naar de stal. Ze opende de deuren. De dieren hadden de lente ook al geroken en stonden te popelen tot Louise de deuren opengooide. Het eerst kwam Tristán het veulen van bijna een jaar naar buiten. Hij huppelde door het jonge gras en achter hem volgden Sterrenlicht en Sterrenregen.

Ook de koeien renden naar buiten en Ted volgde als laatste. Oma was in haar schommelstoel op de veranda gaan zitten en keek glimlachend toe hoe Louise op Sterrenregen sprong. Hun rode haren wapperden in de wind. Ze galoppeerden over de prairie. Louise stopte om een bos veldbloemen te plukken. Die dag aten ze al hun laatste eten op. Het had niet langer moeten duren! De volgende dag zouden Louise en oma naar Marhab gaan om eten in te slaan. Louise hoefde nu niet meer voer aan de beesten te geven, want ze konden gras eten. Ze putte water, de put was weer ontdooid. Ze lag heerlijk in het zachte gras met de poesjes te spelen en moest opeens aan de anderen denken. Hoe zou het met Sofie, Sam, Tessa, Loek en Alex gaan? Hadden zij wel genoeg te eten? En Tristán? Ze droomde over de volgende dag. Ze zou naar Marhab gaan, de hoofdstad! Ze was er nog nooit geweest en ze was blij dat oma niet voor Dumousio had gekozen. Alle mensen daar hadden een hekel aan haar.

Ze had van oma geleerd va haar rode haar te houden. Zij was uniek, zo veel mensen met rood haar komen er nou ook weer niet voor!En dat heksengedoe was maar bijgeloof. Je moet van je zelf houden! Je moet van jezelf houden zoals je bent. Ze liet de zon in haar gezicht schijnen, haar bruine kleur was alweer bijna weggegaan in de winter. Het rode haar leek wel vuur, zo glansde en schitterde het. Ze wist zelf niet hoe mooi het was. Ze lag daar heel gelukkig te zijn in het groene prairiegras.

De volgende dag moest Louise vroeg uit bed. Ze maakte samen met oma de paardekar in orde en spande Sterrenregen en Sterrenlicht in. Toen schoot er een gedachte door Louises hoofd en ze voerde het plan meteen uit. Uit haar kast haalde ze een hoofdoek, die bond ze om haar hoofd en stopte haar rode haar erin. Zo zou oma geen problemen bij de winkels krijgen. Oma keek haar verbaasd aan toen ze haar zag, maar ze leek het te begrijpen, ze vroeg er in ieder geval niet naar. Ze sprongen op de kar. De paarden hinnikten en ze schoten meteen weg. De lichte kar vloog gewoon over de prairie. De paarden waren ook zo enthousiast! Al snel zagen ze de toren en muren van Marhab. Het was er druk, maar dat was logisch. Boeren prezen hun koopwaar al buiten de stad aan. Ze reden door de grote poorten. Louise keek haar ogen uit. Hier ergens woonde de koning! En ja, midden in de stad op een heuvel stond het koninklijk paleis. Het was groot en meer een kasteel. Het had vreselijk veel torentjes.

Maar oma lette er niet op en reed regelrecht naar de markt waar ze haar inkopen deed. Alle mensen waren opgewonden. Het was lente! Alle sneeuw was weg! Louise zag bij een van de kraampjes een minstreel staan die mooie verhalen vertelde. Langs het water liepen verliefde stelletjes. Midden in die drukte zag Louise iets vreselijks. Ze zag hoe een oude an werd beroofd door een jongen van haar leeftijd. Ze kende de jongen ergens van. Maar waarvan? De jongen rende kriskras tussen de kraampjes door en hij dook plotseling voor haar neus op om zo weer verder te rennen. Plotseling bleef hij verstard staan; hij had haar ook herkend. Meteen rende hij weer weg. Louise wist wie het was. Haar hart deed pijn. Had ze hem hiervoor gered? Om een poosje later te gaan stelen? Waarom had ze hem niet in het kamp achtergelaten? Nu was het eigenlijk haar schuld dat die man beroofd was...

Oma gaf haar een duw. Hier, wil jij dit dragen? Louise sjouwde met de zakken achter haar oma aan. Die was ook al helemaal beladen. Wat zit hierin? Hijgde Louise. Zaad. Louise trok haar wenkbrauw op. Zaad? Ja, tarwe zaad en zo. dan kunnen we tarwe verbouwen. Louise knikte en laadde tegelijk nog een zak op haar rug. Vermoeid kwam ze terug bij de paardenkar waar ze de zakken opgooide. Het was een kleine wagen, dus moest ze alles hoog opstapelen. Oma deed niet zo vaak boodschappen! Louise streelde de paarden over hun hoofd en gaf ze wat voer en water. Oma? Bent u klaar? Ze knikte en klom op de wagen. Louise sprong naast haar klakte met haar tong. Meteen zetten de dieren zich in beweging. Ze reden uit de drukte. Onder de poort door en kwamen op de landweg. Toen ze een eind gereden hadden zag Louise opeens een stofwolk aan de horizon. Paarden! Zei ze tegen haar oma. En ja, een tijdje later kwam er een groepje paarden langs. De dieren waren mooi opgetuigd. Hun ruiters waren grote mannen met allemaal hetzelfde uniform aan. Soldaten voor de koning, zei oma. Louise wilde eigenlijk juist over de stelende jongen beginnen, maar dat vergat ze doordat de soldaten langskwamen.

Een poosje later herinnerde ze zich het weer en begon er over met oma. Oma, zei ze aarzelend. Toen we uit het kamp ontsnapten waren er nog vijf anderen bij. Eentje van hen heb ik net gezien. Hij beroofde een oude man. Oma leek geschokt. Maar kind toch! Zei ze. Wie was dat dan? Loek Edwards... Heb ik hem daarvoor uit het kamp gehaald? Om hier te kunnen stelen?! Waarschijnlijk kon hij niet anders. Bijvoorbeeld Terry, jouw vader had jouw ook uit huis kunnen zetten. Wat had jij dan gedaan? Als je bijna omkwam van de honger? Dan had ik denk ik... begon Louise, hetzelfde gedaan, maakte oma het af. Snap je? Misschien komt er later een betere tijd voor hem. Wat is er eigenlijk met die anderen gebeurd dan? Dat weet ik niet, zei Louise treurig. Die wonen ergens. Of ze slapen op straat, zei oma. Daarbij vergeleken heb jij vreselijk geluk gehad, Louise!

Ik hoop dat ik altijd bij u mag blijven, oma! Oma grinnikte. En als je nu een leuke jongen ontmoet... wat dan? Louise grijnsde, er is toch niemand die me wil hebben en anders moet hij maar hier komen wonen. Als hij me echt wil doet hij dat wel! Dat hoop ik maar voor je! Louise vond het best gezellig om met haar energieke oma te kletsen. Haar blik versomberde. Ik ben bang dat papa weer iets stoms voor me verzint, hij zei tenminste dat dit maar tijdelijk was. Ik hoop het niet voor je! Zei oma hartelijk. Als hij het durft! Oma balde haar vuisten. Maak ik soep van hem! Louise schoot in de lach. Het is nog wel uw zoon hoor, hikte ze. Da's waar, maar toch!

Zo leidde Louise een onbezorgd leventje bij haar oma. Ze kwam er achter dat ze nog een talent had. Schilderen. Papier was duur, maar oma kocht toch soms een stuk. Ook had ze verf en kwasten gekregen. Louise ging dan ergens op de prairie zitten en ging schilderen. Ze schilderde het weiland met de paarden, daarnaast het tarweveld en het paadje naar de rivier. De bomen om het riviertje... Hele dagen kon ze er mee bezig zijn. Dan lag Ted meestal naast haar. Louise voelde zich dan helemaal gelukkig. Omdat schilderspullen dus zo duur waren, schilderde ze steeds verder aan dezelfde. Altijd was er wel iets te verbeteren of kon er een extra kleurtje door. Een keer tekende ze Tristán, het veulen. Haar oma vond die fantastisch. Ze had alle kleuren van de regenboog er in gedaan, ze had haar hele wezen had ze in dat schilderij gelegd. Tristán keek recht naar voren en het leek alsof zijn ogen echt leefden.

Zijn vuurrode manen waren kunstig op het papier gezet. Ze hield van het schilderen, maar ook de kamer werd er gezellig van! Hier en daar hing een schilderij van haar. Er hingen vier kleine naast elkaar op de schouw: De prairie in de winter, lente, zomer en herfst. Een keer had ze geprobeerd haar vrienden te tekenen, maar die had ze woedend verscheurd. Dat kwam door Loek. Ze had hem getekend, maar ze kon de sluwe grijns die ze had getekend niet wegkrijgen. Wat ze ook probeerde, alles bleef koud en hard aan hem. En de anderen lukten ook niet echt. Ze kon hun gezichten niet goed meer herinneren. Ze wist natuurlijk dat Sam blond haar had, maar hoe zag zijn gezicht eruit? Het leek nergens naar. Toen had ze het woedend verscheurd. Oma had gevraagd waar de tekening was, Louise was kwaad weggelopen naar haar kamer en huilde. Hoe kon ze vrienden met hen zijn als ze niet wist hoe ze er uit zagen? Oma was haar kamer ingekomen en had tegen haar gezegd: Misschien weet je niet meer hoe ze er uit zien. In je hart blijven ze voortleven...

De jaren verstreken. Louise woonde nu twee jaar bij haar oma. Ze begreep niet wat haar vader nog met haar wilde. Ze was zestien, bijna zeventien jaar! In al die jaren had ze haar vader, Harry, Alex, Sam, Sofie, Tessa, Loek en Tristán nooit meer gezien. Ondertussen was het veulen Tristán groot geworden en kon ze op hem rijden. Tristán en zij hoorden bij elkaar. Soms sprong Louise 's ochtends op Tristán om 's avonds terug te komen. Dan jaagden ze met z'n tweeën over de prairie. Tristán was net zo rood als hij, ze versmolten samen onder de rode ondergaande zon. Louise wist niet wat haar te wachten stond. Haar oma hoopte dat ze die avond niet thuis zou komen en in de prairie zou overnachten, dat Louise namelijk wel eens. Maar deze avond deed ze dat niet. Al van ver hoorde oma haar aankomen. De hoeven van Tristán klopten op de droge bodem. Alesof hij wilde laten weten dat ze er aan kwamen. Er was namelijk iets gebeurd...

Onbezorgd vloog Louise naar de rivier. Ze drukte even met haar hakken in Tristáns lichaam. Hij hield meteen in en Louise sprong van zijn rug. Ze liep naar de Gramme en dronk wat uit het heldere water. Daarna sprong ze weer op zijn rug en galoppeerde naar het boerderijtje van haar oma. Plotseling hield Louise Tristán even in. Daar stond een wagen met een paard ervoor dat ze niet kende. Had haar oma bezoek? Er kwam een ongerust gevoel bij haar boven. Was er iets gebeurd? Zodra ze Tristán in de stal had gezet rende ze naar het huis. In één sprong had ze het trapje van de veranda en deed ze de deur open. Haar mond zakte open toen ze zag wie daar zat. Nee! dat was... Ze wilde zich omdraaien om weg te vluchten, maar ze was al te laat. Haar handen werden gepakt en ze werd naar de kamer gesleurd. Louise keek naar haar oma. Die zat haar angstig aan te kijken. Wat zou er gebeuren?


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 6:
Henry Johnson

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny