** The City On The Hill - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: DEEL 1 “DËSHIRË” - “Verlangen”
Hoofdstuk 0: Proloog
Hoofdstuk 1: Ontmoeting


Hoofdstuk 1: Ontmoeting


LUCY

5 juni - 23:03

Ze ligt met haar hoofd op haar handen en staart naar de donkere zee. Even rilt ze, als ze een paar witte schuimkoppen ziet. Ze trekt de badhanddoek wat vaster om haar heen. Heerlijk is dit. Alleen, hier, in haar eigen land. Thuis. Eindelijk thuis!
Hier, met Vera. Eindelijk. Hoe kon Papandreou zo gemeen zijn om haar van Vera te scheiden?
Er mist hier alleen nog één ding. Beau.
Maar hoe kon ze hem ooit meenemen naar deze plek als ze ruzie hebben? Onmogelijk.
Waar zou Beau zijn? Ze voelt zich schuldig. Ze had het zo niet bedoeld. Ze is veel te hard voor hem geweest. Maar ja, wat begreep hij nou van Vera?
Niets, toch?
Ze was gespannen geweest. Gespannen; omdat ze al de dagen dat ze hier al was naar Vera wilde. Maar ze had het niet gedurfd. En toen afgereageerd op Beau. Arme jongen.
Maar hij is ook schuldig, weet ze. Samenloop van omstandigheden, zo zou ze het normaal hebben genoemd. Maar dit is meer dan een samenloop van omstandigheden. Dit is een verlangen naar iets dat er niet meer is.
Een onmogelijke verlangen, dus.
Zal hij haar nu zoeken? Waarschijnlijk wel. Ze kent hem goed. Beter dan goed.
Ze laat zich meevoeren over de golven. Het water is zo anders dan normaal, overdag. Was het echt nog maar vanochtend dat ze samen in de helderblauwe zee zwommen?

Was het echt nog maar vanochtend dat Beau haar in zijn armen had genomen en toen met haar van de pier gesprongen was?
Wat kan er veel veranderen in een paar uur tijd.
Maar ze is toch ook gekomen voor Vera? Begrijpt Beau dan niet dat ze naar Vera wil?
Kennelijk niet.

Ze denkt aan het moment dat hun relatie heel langzaam opgebouwd werd. Vanaf de tijd dat ze geschopt werd door dat paard…
Ze strijkt nadenkend over het litteken. Een zenuwtrekje.
Ze weet nog hoe boos ze was geworden op Simon.
Ze sluit haar ogen en denkt terug.

3 maart

‘Simon!’ haar stem slaat over. ‘Haal alsjeblieft onmiddellijk die foto van facebook af!’ ze legt de klemtoon op elk woord. ‘Simon…’
‘Waarom?’ vraagt hij opstandig. ‘Mag niemand weten hoe super jij bent?’
‘Nee!’ zegt ze kort. ‘Kijk dan bij die reacties! Ene Marcel reageert; is dat jouw zusje? Ene Lisanne; je zusje lijkt op jou! Wat was er gebeurd? En dan reageert als laatst een of andere Daan; Ahw, wat vies! Heb jij haar mishandeld ofzo? Vind je dat normaal, Simon? Allemaal onbekende mensen reageren op die foto van jou…’
Simon reageert niet.

Hoe durfde hij die foto te plaatsen? Ze scrollt over de foto naar beneden en voelt haar keel droog worden.
Reacties.
Ze houdt haar adem in. Beau: Wauw, Lucy, hoe kan ik je ooit bedanken? Ik zal het nooit vergeten!
Ze sluit haar ogen en ziet hem weer voor zich. De jongen, zijn dopjes uit zijn oor gegleden, nu hangend op zijn borst. Haar bloed aan zijn handen. Zijn overbezorgde ogen. Beau.
Ze staart naar de foto. Ze ziet zichzelf staan, een onherkenbare blik in haar ogen. Haar hand uitgestrekt. Ze ziet de druppel bloed die van haar vingers valt. Haar wijsvinger die haar bloed tussen de ogen van de hengst strijkt.
‘Waarom heb je daar een foto van gemaakt?’ vraagt Lucy.
‘Ik weet het niet. Het gebeurde gewoon.’ Hij tilt haar kin op. ‘Lucy, ik had het gevoel dat ik het doen móest. Voor Vera.’
Ze slikt en weet dat ze verloren is. Hij weet dat ze er niet tegen kan als hij Vera betrekt. ‘Maar waarom zette je hem dan of facebook?’
‘Omdat iedereen moet weten wat jij allemaal doet!’ antwoordt hij fel. ‘Jij doet alles hier in huis, álles! Jij zorgt voor Jens… voor mij, voor Milan, jij zorgt zelfs voor Papandreou! En niemand, ik herhaal, níemand bedankt jou! Ik wilde de wereld laten zien dat jij niet zo maar iemand bent! Jij bent niet zo maar de gemiddelde persoon die bestaat.’
Lucy slikt weer en heeft nog erger het gevoel dat ze verloren heeft. ‘Dat valt best mee.’

‘Het valt niet best mee.’
Ze zucht. ‘Laat maar.’
Lucy loopt de kamer uit en gaat op haar bed liggen, haar hoofd steunend op haar handen. Was dat echt zo?
Had Simon gelijk?
Zorgde zij voor hen?
‘Nee,’ zegt ze hardop. ‘Papandreou zorgt voor geld.’
Lucy weet dat ze zelf liegt. Papandreou zorgt voor geld, ja. Maar er moet wel wat gebeuren met dat geld, anders heb je er niets aan. En dat alles doet zij, beseft ze.

7 maart

In gedachten verzonken loopt Lucy over het schoolplein. Ze moet steeds denken aan wat Simon heeft gezegd. Jij zorgt voor ons.
Ze zucht en terwijl ze haar hoofd opheft, beginnen haar handen te jeuken. De voetbalkooi!
Voetbal… zou het weer mogen van de dokter?
De wedstrijd nadat ze gids was geweest, had zij niet gespeeld. En haar team had verloren met acht goals tegen een. Kwam dat nou echt, omdat zij niet had meegespeeld?
Simon had gezegd van wel. Ze weet nog hoe ze op de tribune zat en met lede ogen had toegekeken. Het verband om haar hoofd jeukte. Op een gegeven moment toen er voor de zesde keer in hun goal gescoord werd, wilde ze naar beneden rennen en schreeuwen dat ze meedeed. Het leek wel alsof Simon dat had doorgehad… hij had haar bij haar arm gegrepen en gezegd: “Blijf hier!”
En nu staat ze hier. Zou het mogen?

Het verband is al een tijdje van haar hoofd af. Zelfs een paar hechtingen zijn er al uit. Ze haalt haar schouders op. Wat maakt het ook uit.
‘Ga je meedoen?’ vraagt Lieke, die steeds stilzwijgend naast haar gelopen had.
‘Ja.’
‘Mag je wel van de dokter?’
Lucy schokt met haar schouders. ‘Weet niet. Kan me niet schelen ook. Dit is ten compensatie van die wedstrijd die ik niet had mogen meespelen. En die we dus zo verschrikkelijk verloren hebben.’
‘Tsja,’ zegt Lieke. ‘Ik kan je moeilijk tegenhouden, want ik weet ook niet of je al mag…’
Even laat Lucy haar hand op de ijzeren palen van de voetbalkooi rusten. Misschien kan ze toch beter nog even wachten.
Nee. Resoluut stapt ze de kooi in. ‘Hoi, mag ik meedoen?’
Een paar vijfdeklassers staren haar verbaasd aan. ‘Ja hoor… jij?’
Lucy ergert zich eraan dat iedereen het altijd vreemd vind dat ze voetbalt.
‘Ja.’
‘Nee,’ zegt een lange jongen resoluut. Lucy schat het op een jaar of zeventien.
‘Waarom niet?’ het valt haar op hoe broodmager de jongen is.
‘Meisjes kunnen niet voetballen,’ zegt hij kort.
‘Oh nee?’
Dan schiet de tegenpartij haar te hulp. Ze draait zich om. Jongens uit haar eigen klas! Die weet tenminste dat ze wél kan voetballen!
Een jongen met lang blond haar maakt zich los van het ijzeren hek. ‘Ze doet met ons mee, hè boys?’
De jongens uit haar klas knikken. Ze zucht opgelucht. Wat een toppers!

De magere jongen kijkt hen gemeen aan. ‘Ach, wat maakt het ook uit. Jullie hebben toch al verloren.’
Lucy draait zich om naar haar blonde klasgenoot. ‘Hoeveel staat het?’
De jongen wordt rood. ‘Negen – drie voor hen,’ zegt hij beschaamd.
‘Maakt niet uit,’ grijnst ze. ‘Ik heb gewoon zin in voetbal. Maakt niet uit hoe slecht we zijn.’ Ze knipoogt naar de blonde jongen. Die knikt opgelucht.
‘Oké.’ De jongen wend zich tot een van de verdedigers. ‘Ga jij maar in de aanval, dan kan Lucy hier.’
Lucy laat een brede lach zien. ‘Dank je, Jason.’
De blonde jongen, Jason, grijnst terug. ‘Graag gedaan.’
Dan kijkt hij haar aan. Net iets te lang.
Ze reageert er niet op en neemt haar plek in.
‘Mag je eigenlijk al wel weer voetballen met die hechtingen?’ hoort ze hem vragen achter zich. Ze draait zich vlug om. ‘Ja hoor!’
Dan richt ze zich op het spel, dat met de minuut harder wordt gespeeld.
Ze merkt dat de lange jongen niet eens zo goed kan voetballen. Ze lacht in haar vuistje. Ze zal hem een wat laten zien! Lelijke opschepper!
Op een gegeven moment krijgt ze de bal aangespeeld. Ze is verdediger, maar de weg naar het goal is vrij. Ze waagt het.

De enige belemmering is de lange, die voor het goal staat. Ze speelt hem finaal aan de kant en dan is het goal open. Zelfs een kind kan dan nog scoren.
Zodra ze schiet, begint Lucy aan de terugtocht naar achteren. Ze kent dat wel, straks spelen ze de bal naar achteren en dan is zij weg. En dan hebben zij een probleem.
Ze rent achteruit. Ondertussen hoort ze Jason schreeuwen. ‘Whitford! Toppie!’
Ze draait zich half om, ziet dat hij zijn duimen omhoog heeft staan en grijnst.
Als ze op haar plek staat, ziet ze de lange jongen. Hij staat verbijsterd te kijken naar haar, zijn handen hangen slap langs zijn lichaam.
Ze trekt haar wenkbrauw op.
Hij stottert. ‘Ben… ben jij een – Whitford?’
‘Kennelijk.’ Lucy kijkt hem strak aan.
‘Dus – dus, jij bent familie van Simon? Een nicht?’
Ze houdt haar hoofd schuin. ‘Broer.’
‘Nee… niet…’ reageert hij verbaasd. ‘Nee…’ zijn mond valt open.
Ze moet moeite doen om niet in lachen uit te barsten. Zo gemeen is ze nou ook weer niet.
Lucy haalt haar schouders op. ‘Dan geloof je het niet.’
Binnen de kortste keren is ze weer fanatiek aan het voetballen.
Het staat gelijk. Elf tegen elf. Over een paar minuten gaat de bel. Lucy weet dat als ze willen winnen moet er iets bijzonders gebeuren.
Maar dat gebeurt niet.
Ze móeten winnen! Elf – elf, dat is toch te gek voor woorden?
Jason troost haar. ‘Beter dan die negen – drie dat het eerst stond.’

Ze haalt haar schouders op. Gáát ze ergens voor, wil ze winnen ook. Zo is ze nou eenmaal ingesteld.
Dan komt de perfecte kans. De lange jongen maakt vanuit de andere kant van het veld een hoge lob.
Iedereen heeft zo zijn specialiteit – en dit is de hare.
Als de bal komt aansuizen, maakt ze een van haar legendarisch hoge sprongen. Ze haalt uit met de binnenkant van haar voet.
De bal treft doel.
Ze hoort iemand juichen en hard klappen.
Lucy voelt zich zweven door de lucht. Ze sluit een seconde haar ogen. Gehaald.
Langzaam begint ze te dalen en dan raken haar tenen de grond.
Als ze weer met beide voeten aan de grond staat, kijkt ze naar de richting waar het gejuich vandaan komt.
Haar hart begint sneller te kloppen.
Daar staat hij, zijn ellebogen op het ijzeren hek, zijn handen klappen.
Lucy grijnst. Een lach die breed is, over haar hele gezicht trekt en die ze met geen mogelijkheid weg krijgt.
Beau.
Ze loopt naar het hek. Alleen het hek scheidt hen nog. Ze voelt zijn warmte.
Zijn donkere ogen schitteren. ‘Wauw!’
Lucy gaat ook op het hek hangen. Op dat moment gaat de bel. Beau’s gezicht vertrekt. ‘Nee hé.’
Ze grinnikt. ‘Heb je nu les?’
Beau schudt zijn hoofd. ‘Vrij.’
Verbaasd trekt ze een wenkbrauw omhoog. Waarom zegt ‘nee hè’ als hij gewoon vrij heeft?

Beau begrijpt haar kennelijk, want hij kijkt haar schuin aan en zegt: ‘Jij moet nu zeker wel naar de les…’
Ze wordt rood, weet waar hij op doelt. Ze prijst zichzelf gelukkig dat ze die dag twéé tussenuren hebben.
‘Ik heb nu weer vrij.’
‘Echt?’ Beau’s ogen worden groot. ‘Gezellig.’
Even is het stil. Lucy voelt hoe een paar ogen in haar rug prikken. Ze draait zich half om, maar weet al wie er staat.
Hij heeft een teleurgesteld gezicht en staart haar met een beetje een open mond aan. Lucy voelt zich ongemakkelijk. Hoe moet ze dit oplossen zonder dat enkele mensen pijn gaan lijden?
Jason neemt het besluit. Hij laat zijn blonde lokken voor zijn ogen glijden – wat wil hij verbergen? – en draait zich om.
Ze krijgt een droge keel en slikt. Jason…
Maar hoe moet het anders?
Is er een andere manier, zonder anderen pijn te laten lijden?
Plotseling verbaasd ze zich over zichzelf. Wat denkt ze nu allemaal? Alsof Beau…
Nee, dat toch nooit. Ze perst haar lippen op elkaar. Beau zal nooit van haar houden zoals zij dat van hem doet. Hij is haar alleen maar dankbaar en schuldig, omdat ze voor de hoeven van die hengst is gesprongen.

Langzaam druppelt de voetbalkooi leeg. Uiteindelijk staan Lucy en Beau alleen op het achterste plein.
‘Zullen we even gaan zitten?’ vraagt Beau.
Lucy knikt en loopt naar de dichtst bijzijnde bank.
‘Hoe gaat het nu met je?’ zijn donkere ogen kijken haar onderzoekend aan.
‘Goed. De meeste hechtingen zijn eruit.’
‘Mooi zo,’ grijnst hij. ‘Zeg, wat heb je met dat paard gedaan? Wist je dat ik dat beest wel had kunnen vermoorden?’
Lucy grinnikt. ‘Serieus?’
‘Natuurlijk. Hoe durfde je dat eigenlijk, zo maar voor de hoeven van een paard springen… je had dood kunnen zijn!’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik kon niet meer nadenken – geloof ik. Ik deed het gewoon. Maar ik moet wel zeggen dat ik vreselijk bang was toen die poten op me af kwamen.’
‘Poten? Ik dacht altijd dat een paard benen had!’ Beau kijkt haar schuin aan, met een brede grijns.
Ze blijft ijzig rustig. ‘Ja. Maar sinds 1 mei heeft een paard definitief poten en een kop.’
‘Ahw. Is dat beest nog steeds bij jullie?’
Lucy knikt. ‘Ja. Niemand kwam hem ophalen, dus… we hebben de veearts naar hem laten kijken, niets aan de hand.’
‘O ja, hij was mishandeld, hè?’
Ze knikt stom. Ze weet niet wat ze moet doen – hij is zo dicht bij haar! Ze voelt hem naast haar. Ze hoort zijn donkere stem.
Is dit nou wat ze altijd gewild heeft?
Het is een tijdje stil. Lucy voelt hoe Beau haar opneemt, zijn ogen over haar heen laat glijden. Ze voelt hoe zijn blik op het litteken blijft hangen.
Beau fluistert. Zacht, een beetje schor.
‘Ik had die moeten hebben…’
Dan voelt Lucy hoe hij haar donkere haar aan de kant veegt en dan heel zachtjes met zijn wijsvinger over het litteken strijkt.
‘Doet het pijn?’
‘Nee…’ haar stem is al even zacht. Nee, het doet geen pijn. Het tintelt. Het is heet.
En dat heeft maar één reden. Zijn aanraking. Beau sluit zijn ogen. ‘Weet je, Lucy. Hoe kan ik je ooit bedanken? Weet je wel dat als ik die schop tegen mijn ruggengraat had gekregen dat ik óf verlamd was, of…’ zijn stem hapert. ‘Of ik lag nu onder de grond.’ Zijn stem heeft een harde ondertoon. Lucy voelt het.
‘Maar het is niet gebeurd!’ zegt ze.

‘Ja! Doordat jij er voor sprong! En nou moet jij je hele leven met een verwoest gezicht rondlopen!’
‘Altijd beter dan dat jij nu verlamd zou zijn of nog erger, onder de grond zou liggen.’
Hij haalt zijn vinger, die al die tijd op haar wang heeft gelegen, van het litteken af. Haar haren vallen er weer overheen en bedekken het grootste gedeelte van het litteken. ‘Weet je wel dat je supergoed kan voetballen?’
Ze grijnst. ‘Meen je dat?’
‘Tuurlijk. Die hoge sprongen van jou zijn echt jouw specialiteit, of niet?’
‘Inderdaad. Het is het leukst om zo te scoren. De tegenspelers zijn meestal nogal verrast. Grappig is dat.’
‘Tja, ze zullen het vast ook niet vaker gezien hebben! Ik denk dat je tegenspelers geen hoge lobs meer zullen maken, of niet?’
‘Vast niet… hoewel de keeper soms nog wel hoog uit gooit.’
‘Dan heb jij geluk.’
Er valt weer een stilte. Beiden weten niet wat ze moeten zeggen. Lucy vindt het niet erg, zolang hij naast haar zit is alles goed.
‘Zeg, hoe gaat het met Simon? Wat doet hij precies?’ vraagt Beau om het gesprek weer op gang te brengen.
‘Hij studeert in DTC, zodat hij in de week gewoon thuis kan zijn. Hij doet iets met… sociale ontwikkelingshulp of zo iets.’
‘Hè? Hij studeerde toch in Utrecht?’
‘Ja, maar…’ Lucy weet even niet hoe ze zich hier uit moet redden. Beau hoeft hun situatie thuis niet te kennen. Kort zegt ze: ‘hij vond Utrecht te ver weg.’
Beau vraagt niet door, kennelijk hoort hij de harde ondertoon in haar stem. De ondertoon die zegt vraag niet door!
Gelukkig is hij wijs genoeg om aan die oproep gehoor te geven.

Voor de zoveelste keer valt er een stilte. Lucy voelt zich er niet zo fijn over. Maar hoe kan ze Beau ooit vertellen over Papandreou?
Ze hoort plotseling rennende voetstappen. Ze kijkt over haar schouder. Een meisje, ongeveer even oud als Beau.
‘Hé, Beau!’ roept ze. ‘Kom je nog? We zouden toch samen dat verslag afmaken?’
Beau strijkt over zijn voorhoofd. ‘Dat is waar ook.’
Hij staat op en kijkt haar schuldbewust aan. ‘Sorry, ik moet er van door…’
Ze staat ook op en knikt, terwijl ze de jaloerse blikken van het meisje probeert te ontwijken. Lucy haalt een hand door haar haren en veegt ze naar achteren. Even wordt het litteken zichtbaar en ze ziet de ogen van het meisje groot worden.
Ze weet niet hoe snel ze haar donkere lokken weer over haar gezicht moet laten vallen. Ze bijt op haar lip.
Ze houdt er niet van als mensen haar in haar ogen kijken. Ze weet dat haar ogen een flink deel van haar gevoelens blootleggen. Ze wil niet dat mensen haar gevoelens zien, haar in haar hart kunnen kijken.
‘I cannot cry, because I know that’s weakness in your eyes…’
Zo was het. De zin achtervolgde haar al sinds een paar jaar. Sinds…
Ze schudt haar hoofd. Niet aan denken.
Lucy kijkt op. ‘Oké. Ik zoek Lieke wel weer op.’
Beau zendt haar nog een glimlach achterna terwijl hij wegloopt. Vergiste ze zich nou of zag ze iets van bezorgdheid in zijn ogen?



16 maart

Lucy pakt gedachteloos Jens’ schoenen op en zet ze in de kast. Pas als ze de stofzuiger weer oppakt begint haar iets te dagen. Jens’ schoenen?
Ze fronst haar wenkbrauwen. Hoe kan dat? Jens zit op school.
Lucy laat haar ogen over de gang dwalen. Zijn slippers liggen er niet. Ze opent de deur, maar weet van te voren dat ze daar ook niet zullen liggen.
Is hij op zijn slippers naar school gegaan? Het is maart!
Oké, het is al best warm, maar toch…
Zuchtend bekijkt ze zijn schoenen. Geen wonder eigenlijk dat hij zijn slippers aantrekt.
Resoluut zet ze de stofzuiger in de gangkast en loopt naar de studeerkamer. Ze opent de deur en kijkt aarzelend om het hoekje. Ze weet dat hij liever niet gestoord wordt. Hij werkt nu thuis, om zo veel mogelijk bij zijn kinderen te kunnen zijn. Maar daar staat tegenover dat ze hem niet mogen storen.
‘Papandreou?’
Hij kijkt een beetje knorrig op. ‘Wat is er?’
‘Jens heeft nieuwe schoenen nodig.’
Hij zucht. ‘Mijn portemonnee ligt in mijn slaapkamer, in de kast.’
‘Oké. Ik haal hem wel op uit school, zodat we direct naar de stad kunnen.’
Hij knikt afwezig. ‘Goed hoor.’ Direct is hij weer verdiept in zijn boeken.
Lucy loopt naar Papandreou’s kamer. Voordat ze de deur opendoet haalt ze een keer diep adem.
Ze sluit haar ogen als ze langs het lage tafeltje loopt. Ze gaat op het grote bed zitten en probeert alle herinneringen uit haar gedachten te verbannen. Dat is allemaal verleden tijd.
Ze trekt een la open en haalt het geld uit Papandreou’s portemonnee. Dit moet voldoende zijn.


Als ze de kamer uit wil lopen, moet ze toch even blijven staan voor het tafeltje. Ze kan niet anders. Lange tijd staart Lucy naar het portret op het tafeltje. Dan staat ze zuchtend op.
Voordat ze de deur achter zich dichttrekt, kijkt ze nog naar de lege plek op het grote bed.

Lucy hangt tegen het schoolhek. Geduldig wacht ze op de bel. Best leuk, schoenen kopen met Jens. Als hij maar niet gaat zeuren…
Ach, hij is nog maar zes. Dat zal wel meevallen.
Ze schrikt op uit haar gedachten als iemand haar op haar schouder tikt. ‘Ha, Lucy! Hoe gaat het er mee?’
‘Goed,’ zegt ze. Expres geeft ze geen antwoord op de achterliggende vraag. ‘Goed hoor. En met u?’
‘Prima, dank je. Zeg, lukt het allemaal thuis?’
Lucy zucht verholen. Ze wist dat dit ging komen. ‘Oh,’ antwoordt ze luchtig, ‘het gaat wel. Anouk springt regelmatig bij.’ De vrouw kijkt haar vragend aan. ‘U weet wel, de vrouw van Jeremy.’
‘O ja, nu weet ik wie je bedoelt. Jeremy en zij hebben toch die tweeling?’
‘Ja… Jax en Isa.’
‘Nu weet ik het weer.’
Op dat moment gaat de bel. Een hele drom met kinderen komt naar buiten gerend. Ze ziet Jens naar buiten komen.
Een beetje alleen. Diepe rimpels tekenen zijn voorhoofd.
Oh nee hè. Dat jochie moest niet zo veel nadenken. ‘Jens!’

Hij kijkt op en ziet haar. Ze lacht en zwaait naar hem. Jens glimlacht, maar niet van harte. Waar denkt hij nu weer aan?
‘Kom je me ophalen?’ vraagt hij buiten adem. Lucy knikt en pakt zijn schooltas aan. ‘Pak je even je fiets?’
‘Ja.’ Terwijl hij naar het fietsenhok loopt weet ze dat ze hem eigenlijk niet alleen naar huis mag laten gaan. Hij is nog veel te klein. Alleen.
Hij zou eigenlijk vaker een vriendje mee naar huis moeten nemen. Of naar een vriendje toegaan.
Maar ja, bij hen kan dat nu eenmaal niet. Zijzelf komt pas om half vijf thuis uit school en Papandreou kan niet goed werken als het druk is in huis.
Lucy beseft opeens een beetje beschaamd dat Jens eigenlijk totaal alleen is als hij thuis komt. Eigenlijk zou hij opgehaald moeten worden uit school… het ventje is nog maar zes en hij moet een paar drukke straten oversteken als hij naar school gaat.
Nou ja, twee dagen in de week kan hij met Anouk meerijden als die de tweeling naar school brengt.
Jens rinkelt met zijn bel als hij voor haar staat. ‘Gaan we? Waarom kom je me eigenlijk ophalen?’
‘Ik had de laatste drie uur vrij, broertje. En nu gaan we even naar de stad met z’n tweeën. Vind je dat goed?’
Hij knikt vrolijk. ‘Ja hoor!’
Haar ogen glijden over hem heen en ziet beschaamd dat hij inderdaad zijn slippers aan heeft. Ze besluit er niets over te zeggen, ze heeft geen zin in de bemoeienissen van de vrouw die nog steeds naast haar staat. Als ze wegfietsen legt die vrouw nog even een hand op Lucy’s schouder. ‘Zeg, als het niet gaat, moet je maar even bellen, hoor. Ik kan altijd wel even bijspringen.’
‘Bedankt,’ mompelt Lucy, maar ze weet dat ze dát nooit zal doen. Dan komt hun hele leven in het roddelcircuit terecht.

Ze fietst achter Jens aan die allang op het fietspad staat. ‘Wat gaan we doen in de stad?’
‘Schoenen kopen!’
Ze ziet Jens naar zijn voeten kijken. Hij wordt rood. ‘Heb je geen koude voeten?’ vraagt Lucy, zijn rode wangen negerend.
‘N-nee hoor!’ stottert Jens.
‘Echt niet?’ ze kijkt hem onderzoekend aan. Ze had eigenlijk een paar sokken mee moeten nemen voor hem, dat is ook fijner met schoenen passen…
‘Nee… echt niet hoor!’
‘Mooi zo.’ Zwijgend fietsen ze naar de stad.
‘Waar gaan we heen?’ vraagt Jens, terwijl hij zijn fiets in een fietsenrek zet.
‘Schuurman denk ik.’
Even later zit Jens op een bank in de schoenenzaak. Ongemerkt bestudeert Lucy zijn gezichtje terwijl ze een paar schoenen van de plank trekt. Waarom kijkt hij zo ernstig? Er is iets met hem. Ze voelt het.
‘Die zijn leuk!’ Jens wipt omhoog en rent naar haar toe.
‘Ja, vind je?’ hij knikt heftig en trekt ze aan.
‘Leuk hè?’ hij rent een rondje door de zaak. Ze grijnst. Best grappig, met kleine kinderen schoenen kopen. Als hij bijna een klein meisje omver rent, roept ze hem terug. Lucy betaalt en dan staan ze weer buiten de winkel.
Voor de winkel staat een man met een ijscokarretje.
‘Lucy?’ hij kijkt haar smekend aan. ‘Mag ik een ijsje?’
Ze trekt aan zijn lange, zwarte haar. ‘Tuurlijk.’

‘Mag het wel van Papandreou?’ Jens trekt alweer een diepe rimpel.
‘Natuurlijk, waarom zou dat niet mogen?’
‘Weet ik niet. Ik wil aardbei.’
‘Goed hoor.’ Lucy loopt achter hem aan naar de ijscoman.
‘Hallo!’
‘Ik wil een ijsje!’ zegt Jens er tussen door. Lucy geeft hem een duw.
De ijscoman buigt zich voorover. ‘Zo jochie, jij wil een ijsje? Nou, dat kan hier, hoor. Wat voor wil je?’
‘Aardbei,’ zegt Jens beslist.
‘En doe mij maar een… stracciatella.’
Als ze door de stad lopen, vraagt Jens: ‘Luus, wat is stras… straccia – dinges ijs?’
Lucy schiet in de lach. ‘Je bedoelt stracciatella?’
Jens knikt. ‘Dat ja.’
‘IJs met chocola stukjes. Likje?’
Jens knikt weer en likt dan aan haar ijsje. ‘Lekker?’
‘Ja. Maar dan mag jij nu een likje van mijn ijsje – dat is eerlijk.’
Grinnikend buigt Lucy zich voorover om bij zijn ijsje te kunnen. Waar denkt dat ventje allemaal over na? Eigenlijk is hij veel te ernstig voor zijn leeftijd… nou ja, geen wonder eigenlijk.
Ze moet onwillekeurig weer aan de kamer van Papandreou denken, met het portret op het tafeltje. Ze slikt en verdringt haar tranen. Ze moet hard zijn.
Wat is er met Jens? Waar heeft hij die dag steeds aan moeten denken?
Ze hoeft niet lang in onwetendheid te zitten.
‘Lucy?’ vraagt Jens opeens.
‘Ja?’
‘Ik… waarom…’ hij aarzelt.
‘Jens? Zeg maar.’

‘Waarom…’ weer ziet ze de diepe rimpel tussen zijn ogen. ‘Daan uit mijn klas mocht een werkje maken voor de verjaardag van zijn mama. En elk jongetje in mijn klas heeft een mama. Waarom heb ik geen mama?’

Lucy sluit haar ogen. Ze wist dat hij deze vraag een keer ging stellen. Maar niet zo snel. Het ventje is nog zo klein, hij is er mee opgegroeid…
Te vroeg, te vroeg! Het dendert na in haar hoofd.
Weet hij eigenlijk wel wat een echte mama is?
Plotseling klinkt haar stem hard – een beetje gemeen zelfs. Chagrijnig.
‘Vraag dat maar aan Simon. Of Milan.’
Ze weet dat het gemeen is wat ze nu zegt. Maar zijzelf wil het antwoord niet geven, wil die vreselijke woorden niet uitspreken.
Hoe kan zij ooit aan een jongetje van zes uitleggen waarom hij geen moeder heeft als ze het zelf niet eens begrijpt?
Jens lippen vormen een smalle streep. Zijn wenkbrauwen smelten samen tot één grote frons.
Hij doet zijn mond open – en klapt die dan weer dicht.
Hij is bang. En dat is haar schuld, weet Lucy. Plotseling is het tochtje naar de stad niet leuk meer. Plotseling is het ijsje niet lekker meer. Plotseling zijn Jens’ nieuwe schoenen heel onbetekenend.
Mag ik het ook aan Papandreou vragen?’ vraagt hij fluisterend. Ze schrikt op.
Jens grote ogen kijken haar angstig aan.
‘Nee,’zegt ze hard. ‘Waag het niet om dit aan Papandreou te vragen!’
Jens is direct stil en weer denkt hij na.
Is het haar schuld als hij ernstig wordt?

Ze herinnert zich nog die andere tijd. Vroeger… toen hij nog niets van problemen af wist. Toen dacht hij ook al veel na. Maar niet op deze manier.
Lucy sluit haar ogen en ziet het weer voor zich.
Ze rolt het grote kleed op. ‘Hé, Luus,’ zegt Jens. ‘Ga je er straks op vliegen? Ja, zullen we dat doen? Zullen we straks met z’n tweeën gaan vliegen op het kleed?’ zijn ogen schitteren. ‘Ja, leuk,’ zegt ze met een uitgestreken gezicht, het spelletje meespelend.
‘Net als… net als…’ Jens zoekt naar de goede naam.
‘Aladdin bedoel je?’
‘Ja, Aladdin!’ dan betrekt zijn gezicht. ‘Dat kan niet, hè, vliegen op een tapijt.’
‘Nee, natuurlijk niet,’ grinnikt ze terwijl ze hem over zijn haar strijkt. ‘Natuurlijk kan je niet vliegen op een tapijt.’
‘Ja,’ zegt Jens, terwijl hij zijn gebruikelijke denkrimpel tevoorschijn tovert. ‘Want een tapijt ligt vast op de grond, vastgeplakt. Een kleed kan wel, want die ligt los op de grond. Dus dan zou het moeten zijn ‘Aladdin en het vliegende kleed’.’
Ze lacht. Jens denkt in een heel andere richting dan zij!
Tja, hij denkt inderdaad diep. Té diep. Ernstig. Wat moet er van dat jongetje worden?


Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny