** De Rode Steen - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Een roep om hulp
Hoofdstuk 2: Bij kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 3: De ruine van Abaron
Hoofdstuk 4: Het vrouwtje bij het vuur
Hoofdstuk 5: Het antwoord van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 6: Terug uit de ruine
Hoofdstuk 7: Op weg naar de heks - een nare ontdekking
Hoofdstuk 8: Bij de heks Ziggara
Hoofdstuk 9: Ziggara is boos op de elfjes
Hoofdstuk 10: Een gast voor Ziggara
Hoofdstuk 11: Wat is de Rode Steen?
Hoofdstuk 12: Joris en Resi in het nauw
Hoofdstuk 13: Gevlucht!
Hoofdstuk 14: Voor de tweede keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 15: Toverkracht van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 16: Ontmoeting in het bos
Hoofdstuk 17: Te gast bij de elfjes
Hoofdstuk 18: Terug naar Ziggara
Hoofdstuk 19: Het huisje van kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 20: Opnieuw de Rode Steen
Hoofdstuk 21: Gebeurtenissen in de nacht
Hoofdstuk 22: Voor de derde keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 23: Een schok voor Joris en Resi
Hoofdstuk 24: Achter kabouter Rompelpot aan
Hoofdstuk 25: In de Groene Vallei
Hoofdstuk 26: Voor de laatste keer Ziggara
Hoofdstuk 27: Bij de geitenhoeder
Hoofdstuk 28: Met Bart in de bergen
Hoofdstuk 29: De spelonk
Hoofdstuk 30: Waar is kabouter Rompelpot?
Hoofdstuk 31: Kabouter Grisius
Hoofdstuk 32: Hard werken
Hoofdstuk 33: Op het nippertje!
Hoofdstuk 34: Het einde
Hoofdstuk 35: Slot


Hoofdstuk 26: Voor de laatste keer Ziggara


Het was al ver in de ochtend toen de man en de vrouw eindelijk wakker werden. Buiten scheen de zon, en de kleren van de kinderen waren droog.
Joris en Resi overlegden met elkaar of ze nu nog verder zouden reizen of dat ze hier zouden wachten tot de nacht.
"Reis toch overdag!" zei de man toen hij hun gesprek hoorde. "We zijn een vriendelijk volk. Er zal je niets gebeuren. Al dat geploeter in het donker, en als je wat overkomt is er niemand om je te helpen. Loop toch lekker in de zon!"
De man was zo stellig dat Joris en Resi besloten zijn raad op te volgen. Ze hadden een goed ontbijt bij de oude mensen. Het brood smaakte Joris en Resi heerlijk omdat ze het al zo lang niet gehad hadden. Ze genoten er erg van. Na het ontbijt maakten ze zich klaar voor de reis.
De twee oude mensen waren niet erg rijk, maar ze waren wel heel gul. Toen ze zagen hoe Joris en Resi van hun brood hadden genoten, gaven ze meteen de rest van het brood aan de kinderen mee. En van protest wilden ze niet horen.
"Nee, nee, nee," zeiden ze tegen de kinderen toen die protesteerden. "Wij redden ons wel. Wij zijn oud en hebben niet zoveel nodig. Jullie moeten reizen, en dan moet je geen honger lijden."

Dat vonden Joris en Resi erg lief van de mensen. Als dank gaven ze wat van de appels die ze nog hadden. En dat vonden de twee oude mensen weer leuk.
En toen gingen ze weer op pad. Bij de deur riep Joris zachtjes naar Rompelpot, en hij slaagde erin de kikker in zijn borstzak te laten glijden zonder dat de oude man het zag. De jongen wilde liever geen vragen over vriendschap met een kikker beantwoorden. De man stond in de deuropening en zwaaide de twee kinderen na. En daar gingen ze weer, op weg naar de Witte-bergen.

Overdag reizen was inderdaad een stuk prettiger dan 's nachts, en Joris en Resi waren blij dat ze de raad van de man opgevolgd hadden. Het was helemaal lekker omdat de zon nu scheen. De warme zonnestralen schenen op de kinderen en maakten dat alles er vrolijk uit zag. Nu het licht was konden Joris en Resi goed om zich heen kijken. De groene vallei beviel hun wel. Ze zagen vriendelijke velden, vriendelijke huisjes, en vriendelijke mensen die hun onderweg allemaal begroetten.
"Stom dat we dit niet eerder hebben gedaan," zei Joris tegen Resi toen ze 's middags in de zon op een stukje gras uitrustten. "Dit is inderdaad een vriendelijk land. Maar ja, toen wisten we dat nog niet."
De kikker in de jongen zijn blouse trok onderweg veel bekijks. De mensen moesten lachen als ze het dier zo in Joris blousezakje zagen zitten, met zijn kop en de voorpoten over de rand van het zakje uitgestoken. De kleine kinderen wezen naar hem en vroegen aan Joris hoe hij heette.
"Kwak," antwoordde Rompelpot in plaats van Joris. Resi vond dat hij er wat boos uit zag.



Toen de avond viel, zochten Joris en Resi een plekje op om te slapen. Nu sliepen ze eens 's nachts, net als de rest van de Groene Vallei.
De kinderen hoefden niet ver te zoeken, want het zou droog blijven vannacht. Ze vonden een grasveldje dat verscholen achter wat struiken lag en besloten daar te blijven. Ze sliepen die nacht als rozen. En de volgende ochtend trokken ze weer verder. Ze ontdekten dat de Witte-bergen nu erg dichtbij waren. Zeker was het niet ver meer. En inderdaad, een paar uur nadat de kinderen waren vertrokken, begon de weg te stijgen.
"De uitlopers," zei Joris tegen Resi. "We zijn nu in de uitlopers van de Witte-bergen."
"We moeten naar het hutje van Bart de Geitenhoeder gaan uitkijken," zei Resi. "Het zou langs de weg liggen."
"Ja," antwoordde Joris. "Ik heb zo'n idee dat we dat vandaag nog bereiken."
Maar eerst zouden de kinderen nog een enorme schrik krijgen!

Joris en Resi liepen verder. De streek werd snel eenzamer. De middag kwam en verliep. Het landschap werd bergachtig. Zeker zaten ze nu wel in de bergen. Ze keken rond naar een hutje, maar zagen er geen. Ze waren heel verbaasd.
"We zouden het hutje van de geitenhoeder nu toch wel gezien moeten hebben?" vroeg Resi twijfelend. "Zouden we er voorbij gelopen zijn?"
"Er is ook niemand om het aan te vragen," zei Joris geergerd. "De hele weg is verlaten. Je kan merken dat we aan het einde van de Groene Vallei zijn."
"Nee kijk, daar loopt een vrouw," ontdekte Resi plotseling. "Toch nog iemand."
"Nou, dat is dan de laatste," antwoordde Joris. "Laten we aan haar vragen of ze weet waar het hutje van Bart de geitenhoeder is."

De twee kinderen liepen naar het vrouwtje toe. Het vrouwtje stond voorovergebogen aan de zijkant van de weg bloemen te plukken. Joris sprak haar aan.
"Mevrouw, neemt u mij niet kwalijk," begon hij. "Zouden we u een vraag mogen stellen?"
Het vrouwtje keek op. Resi keek in haar ogen en bedacht dat die haar bekend voorkwamen. En toen ging alles ineens erg snel.

Het vrouwtje kwam plotseling overeind, strekte zich in haar volle lengte uit en stak haar handen naar voren. Toen begon ze hard te lachen. En toen herkenden de kinderen haar. Het was de heks Ziggara!
"Kwaak!" zei Rompelpot verschrikt. De kikker dook weg in Joris blouse.
Joris greep Resi bij haar hand en trok haar mee. Zo snel als hij kon probeerde hij weg te rennen. Maar daar kwam de eerste toverspreuk al van Ziggara's vingers!
"Pats!" klonk het hard in Resi's rugzak. Daar klonk het geluid van rinkelend glas.
"Rennen Resi," hijgde Joris tussen de herrie door. "En trek je cape om je heen."
De twee kinderen renden heel hard verder de berg op. Onder het rennen trok Resi de lichtblauwe cape van de bloemen dicht om zich heen. Ze hoopte dat de heks hun niet meer zou zien. Nare Ziggara!

Er kwam geen volgende toverspreuk. En ook leek het alsof Ziggara niet achter hun aankwam. Joris stopte verbaasd met rennen en keek achterom. Daar stond Ziggara, nog steeds langs de kant van de weg. De vrouw had een tweetal stappen gedaan, maar meer niet. Maar ze was woedend! Boos schudde ze met een vuist tegen de twee kinderen.
"Joris, kom op!" gilde Resi angstig die verder was gerend. "Blijf daar niet staan!"
"Nee, wacht," riep Joris terug. "De heks komt niet verder."
En inderdaad. Het leek of de heks niet verder kon komen.
Resi kwam voorzichtig terug gelopen.
"Wat is dat nu?" vroeg ze. "Laten we maar voorzichtig zijn. Straks is het een truc."
Maar toen kreeg het meisje ineens een gedachte.
"Wacht!" riep ze ineens heel hard uit. "Het is de Rode Steen! Hij is hier in de buurt! Ziggara kan niet verder. De Rode Steen doet zijn werk. Hij is hier. We zijn er bijna! We zijn er echt bijna!"

Joris begon blij te lachen toen hij dit hoorde. Hij voelde zich plotseling erg opgelucht.
"Natuurlijk!" riep hij Resi toe. "De Rode Steen is hier, en de heks kan niet verder. Wat goed om daaraan te denken!"
De jongen trok de capuchon van zijn cape naar beneden, zodat de heks zijn hoofd kon zien. Toen trok hij een lange neus naar haar.
"Lekker puh!" riep hij haar toe.
"Voorzichtig joh!" zei Resi geschrokken. "Straks is het toch niet zo."
"Nee, natuurlijk is het wel zo," antwoordde Joris. "Het kan niet anders. De Rode Steen is hier. En zo lang we niet terug lopen, kan de heks ons niets maken. Haha! Lekker puh! Lekker puh!"
En hij trok nog meer gekke bekken naar de heks.

"Geef de rugzak eens?" vroeg Resi aan de jongen. "Ik vraag me af wat de heks heeft gedaan. Ik hoorde er een grote pang uit komen."
Joris gaf het meisje de rugzak terwijl hij nog steeds gekke bekken naar Ziggara aan het trekken was. Hij kon het niet laten de heks met haar nederlaag te plagen. De heks schudde met haar vuist naar de jongen. Maar daar werd Joris alleen maar nog vrolijker van.
Resi deed de rugzak open, en zag toen wat er was gebeurd: Allemaal glasscherven lagen in de zak.
"Oh Joris," zei het meisje verdrietig tegen de jongen. "Weet je wat Ziggara heeft gedaan? Onze bol is kapot. Nu kan hij ons niet verder naar de Rode Steen leiden."

Joris stopte meteen met zijn gekke bekken.
"Oh jee," zei hij geschrokken. "Dat is vervelend."
"Daarom deed de heks dat ook als eerste," zei Resi plotseling erg fel. "Voordat ze ons zou betoveren. Eerst wilde ze de bol uitschakelen. Die was iets belangrijker. Nou, dat is haar gelukt."
Het meisje voelde zich erg teleurgesteld.
"We vinden de Rode Steen wel," troostte Joris haar.
"Ja, maar hoe?" vroeg Resi. "We weten dat we in zijn straal zitten. Maar het gebergte is zo groot. Met allemaal rotsen en spelonken. We zullen jaren bezig zijn als we die allemaal moeten afzoeken."
"Er moet een manier zijn," sprak Joris het meisje moed in. "Een manier om de steen te vinden. Kabouter Rompelpot was ook zonder bol op reis gegaan. Dus zijn we niet verder af dan hij toentertijd."
"Kwaak," zei kabouter Rompelpot. Het klonk alsof hij het met Joris eens was.

"Eerst kabouter Rompelpot betoverd en nu onze bol weg. Bah!" zei Resi hartgrondig. "De reis wordt steeds moeilijker."
"Maar we zijn van de heks af," zei Joris opbeurend. "We hoeven haar niet meer te vrezen. Kom op, Resi. De reis is ook een beetje makkelijker geworden. Laten we het hutje van Bart gaan zoeken. Ik heb zo'n vermoeden dat we het binnenkort zullen zien."
"Ja," antwoordde Resi, nog steeds een beetje boos. "Eerst maar naar Bart. Hopelijk kan hij ons verder helpen."

Het meisje deed de rugzak weer dicht.
"We zullen de scherven maar meenemen," zei ze tegen Joris. "Wie weet of ze nog van pas komen. Hoewel ik denk dat ze geen toverkracht meer zullen hebben."
"We zullen moeten uitkijken als we eten," zei Joris. "Al dat lekkere brood van die twee oude mensjes. Zat er veel glas in de tas?"
"Heel veel," zei Resi. "En best wel kleine stukjes ook. De bol is echt uiteengespat. Ja, we moeten uitkijken."
"Misschien heeft Bart wel nieuw voedsel voor ons," zei Joris hoopvol.


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 27:
Bij de geitenhoeder

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny