** De Rode Steen - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Een roep om hulp
Hoofdstuk 2: Bij kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 3: De ruine van Abaron
Hoofdstuk 4: Het vrouwtje bij het vuur
Hoofdstuk 5: Het antwoord van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 6: Terug uit de ruine
Hoofdstuk 7: Op weg naar de heks - een nare ontdekking
Hoofdstuk 8: Bij de heks Ziggara
Hoofdstuk 9: Ziggara is boos op de elfjes
Hoofdstuk 10: Een gast voor Ziggara
Hoofdstuk 11: Wat is de Rode Steen?
Hoofdstuk 12: Joris en Resi in het nauw
Hoofdstuk 13: Gevlucht!
Hoofdstuk 14: Voor de tweede keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 15: Toverkracht van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 16: Ontmoeting in het bos
Hoofdstuk 17: Te gast bij de elfjes
Hoofdstuk 18: Terug naar Ziggara
Hoofdstuk 19: Het huisje van kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 20: Opnieuw de Rode Steen
Hoofdstuk 21: Gebeurtenissen in de nacht
Hoofdstuk 22: Voor de derde keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 23: Een schok voor Joris en Resi
Hoofdstuk 24: Achter kabouter Rompelpot aan
Hoofdstuk 25: In de Groene Vallei
Hoofdstuk 26: Voor de laatste keer Ziggara
Hoofdstuk 27: Bij de geitenhoeder
Hoofdstuk 28: Met Bart in de bergen
Hoofdstuk 29: De spelonk
Hoofdstuk 30: Waar is kabouter Rompelpot?
Hoofdstuk 31: Kabouter Grisius
Hoofdstuk 32: Hard werken
Hoofdstuk 33: Op het nippertje!
Hoofdstuk 34: Het einde
Hoofdstuk 35: Slot


Hoofdstuk 30: Waar is kabouter Rompelpot?


Bart knikte, terwijl hij het brood voor de maaltijd uitpakte.
"Dat is goed," zei hij. "Na het eten gaan we opnieuw de gang in. Maar zit nu even rustig en geniet van je eten. En kijk uit naar die kikker van jullie. Misschien is hij toch gewoon hier in de buurt."
Bart kon zeggen wat hij wilde. Maar de kinderen zaten niet rustig! Tijdens het eten speurden ze voortdurend de omgeving af, erop gebrand om de kikker van zijn voedseljacht zien terug te komen. Was hij daar niet? Of kwam hij daar niet aangehupt? En wat was die kleine beweging bij die rots daar?

Maar toen de kinderen hun avondeten helemaal op hadden, was kabouter Rompelpot nog niet verschenen.
"Hij zit echt daar in de gang," zei Resi treurig. "We moeten er zo snel mogelijk heen."
"Rustig aan," zei de geitenhoeder. "Eerst de spullen terug inpakken, anders eten de geiten het allemaal op. En weer mijn bol touw om de rots binden. Ik had niet verwacht dat we die al zo snel weer nodig zouden hebben."

De twee kinderen wachtten ongeduldig tot de man zijn karweitjes gedaan had. Ze stonden te trappelen van ongeduld! Ze wilden zo snel mogelijk de gang weer in. Resi had de lichtsteen al aangezet. Maar het was buiten nu ook donker geworden, dus was het ook nuttig dat de lichtsteen al aan was.
Weer gingen ze met zijn drieen de gang in. Ze werden in het begin begeleid door enkele geiten die het raar vonden dat hun baasje opnieuw vertrok. Maar Bart stuurde de geiten na een poosje terug.
"Ga terug naar de open lucht," zei hij tegen ze. "Wacht daar. Dat is beter voor jullie. Ik kom terug. Dat beloof ik jullie."
Gelukkig begrepen de geiten hem, en ze verdwenen.

Bart en de twee kinderen zetten hun tocht door de rotsachtige gang voort. Ze gingen helemaal door tot aan het einde, daar waar de gang ophield. Onderweg keken ze goed uit naar kabouter Rompelpot. Maar ze kwamen aan het einde zonder de kikker gezien te hebben.
Resi voelde zich helemaal misselijk worden. Een snik welde uit haar op.
"Waar kan hij zijn?" vroeg ze met tranen in haar stem aan Bart en Joris. "Hij zal toch niet door een van de gangetjes weggehipt zijn?"
De geitenhoeder sloeg een arm om het verdrietige meisje heen.
"Wees gerust, we hebben nog een terugweg te gaan," zei hij tegen haar. "En daar gaan we nog beter naar hem uitkijken dan we op de heenweg hebben gedaan. Als hij hier is, dan vinden we hem."

De drie liepen terug door de gang. Ze liepen nu nog langzamer dan toen ze heen gekomen waren. Onderweg keken ze nog beter om zich heen. Resi riep voortdurend Rompelpots naam.
Maar helaas, opnieuw kwamen ze aan het eind, zonder de kikker gezien te hebben. Wat ze wel zagen, waren geiten. De beesten hadden dit keer dieper de gang in durven gaan. Als het baasje daar was, konden zij er ook heen!
Omringd door geiten liep het gezelschap verdrietig naar buiten. Joris hoopte nog dat kabouter Rompelpot voor de ingang van de spleet zou zitten. Maar nee, ook buiten bij de ingang was geen kikker te bekennen. Kabouter Rompelpot was echt weg.

Het was inmiddels tijd om te gaan slapen. Resi en Joris waren erg moe geworden. Voorin in de spelonk lag wat stro, dat Bart een keer van beneden meegenomen had. De geitenhoeder spreidde het over de grond uit, en ze gingen liggen. Vermoeid door emoties en de lange wandelingen in de grotten was iedereen snel in slaap. Zelfs Resi sliep snel in, hoewel ze dacht dat ze daar veel te verdrietig voor zou zijn. Buiten sliepen de geiten ook. Soms was er een wakker, en mekkerde zachtjes. Het was een vertrouwd geluid voor Bart. Hij had dit al zijn hele leven gehoord!

Toen Joris de volgende ochtend wakker werd, was het eerste dat door hem heen schoot de gedachte: 'Is kabouter Rompelpot al terug?' Verwachtingsvol opende de jongen zijn ogen. Hij wilde naar de grond kijken, maar zijn aandacht werd getrokken door de zon die in een waas van blauwachtig rood in het oosten opkwam. Joris keek er verbaasd naar. Zo mooi had hij de zon nog nooit zien opgaan! Ze zaten hier heel hoog, en ze hadden een bijna onbelemmerd uitzicht naar de horizon. De wereld onder hen was nog donker. Ze zagen de zon hier als allereerste.
Maar kabouter Rompelpot was er niet.....
Resi werd ook wakker, en was ook verbaasd over het uitzicht. Geboeid bleven de twee kinderen kijken. De zon klom hoger en de roodachtige kleur waarmee hij zichzelf omringde, werd helderder. Toen verdween het rood, en maakte plaats voor een glans van goud. Eerst heel klein, als kleine goudspikkels, maar daarna steeds uitgebreider en overvloediger.
Ademloos keken de twee kinderen naar het schouwspel.

"Wat een wonder hè, om hier de wereld wakker te zien worden," zei een stem achter hun. Het was de geitenhoeder. Ook hij zat te kijken. Hij had veel mooie dingen in zijn leven gezien. De bergen bevatten wondermooie zaken. Maar de zonsopgangen van deze plaats rekende hij wel tot de allermooiste. En ook hij genoot van het schouwspel.
De zon klom hoger, en begon er normaal uit te zien. Joris verloor zijn belangstelling. Hij keek om zich heen of kabouter Rompelpot er misschien nu was, maar tot zijn teleurstelling zag hij de kikker nog steeds niet.
"Kabouter Rompelpot is nog steeds weg," zei de jongen met een zucht. "Ik had gehoopt dat hij vannacht zou zijn teruggekomen. Maar dat is dus niet zo."

"Oh, wat doen we nu?" vroeg Resi geschrokken, die kabouter Rompelpot voor even vergeten was. "Wat als we hem helemaal niet kunnen vinden? We kunnen toch niet eeuwig hier blijven en hem zoeken? Maar wat moet er dan van hem worden?"
En plotseling barstte het meisje in tranen uit. Bart legde direct een arm om haar heen.
"Oh, het is allemaal zo vreselijk," huilde het meisje. "Als we kabouter Rompelpot niet vinden, blijft hij voor altijd een kikker. En dan? Dat is toch niet leuk?"
En ze huilde.
"Kabouter Grisius hebben we ook niet gevonden," snikte ze. "Ik was zo hoopvol toen ik hier gisteren kwam. Ik dacht dat we er bijna zouden zijn. Ik dacht echt dat we kabouter Grisius hier zouden vinden. Maar daar was alleen die stomme gang. En nu weet ik niet waar we kabouter Grisius nog kunnen zoeken. En kabouter Rompelpot is ook al weg. Alle twee de kabouters weg. We vinden ze nooit meer."
En het meisje huilde dikke tranen. Ze voelde zich erg verdrietig.

Joris en de geitenhouder voelden zich ook niet prettig. Het was waar wat Resi zei. Gisteren had alles zo hoopvol geleken. En nu was alles zo hopeloos. Alle twee de kabouters weg, en geen spoor van waar ze waren. Hoe moesten ze ze dan vinden?
"We gaan nog een keer de gang in," zei Bart tenslotte tegen Resi. "Kom op, huil nu niet. Ik heb het touw nog om de rots gelaten, zie je? We gaan nog een keer naar binnen. En dan zoeken we heel, heel, heel erg goed. Dan vinden we kabouter Rompelpot vast wel."
Resi knikte. Dat was een goed idee van Bart. Haar tranen werden minder, nu ze weer een beetje hoop kreeg. Stel dat ze kabouter Rompelpot nu wel vonden?
"Ik vind het fijn dat we het nog een keer proberen," zei ze tegen Bart. "Maar oh, ik hoop dat we hem dan nu ook echt vinden."
"We gaan heel goed kijken," beloofde Bart haar.

En zo ging het gezelschap die ochtend voor de derde keer de spelonk in. De geiten wisten niet hoe ze het hadden. Ging hun baasje nu al weer weg? Was het niet tijd om weer naar beneden te gaan?
Maar Bart ging met de twee kinderen weer naar de donkere gangen van de rots. De glimsteen brandde.

Ze daalden af in de nauwe gang die omlaag krinkelde, en toen...
"Daar is hij!" riep Bart plotseling uit en wees naar de grond niet ver voor hem.
Resi keek langs Bart naar voren en gaf een schreeuw van vreugde. Inderdaad. Daar was inderdaad kabouter Rompelpot!
"Kabouter Rompelpot, waar ben je geweest?" riep Resi uit. "Wat fijn dat we je weer gevonden hebben!"
Vlug ging het meisje naar hem toe.
Maar kabouter Rompelpot gedroeg zich vreemd. Toen Resi naar hem toe wilde komen, hipte hij achteruit. Het meisje was verbaasd en deed weer een stap naar voren. Maar weer hipte kabouter Rompelpot achteruit. Het was erg vreemd.

Resi werd boos.
"Waarom doe je dat?" vroeg ze boos aan de kikker. "Je weet toch wie we zijn?"
"Of ben je kabouter Rompelpot niet?" liet ze er toen verdrietig op volgen.
"Kwaak," zei de kikker.
Het was alsof hij wilde laten weten dat hij kabouter Rompelpot wel was. Joris geloofde hem.
"Het is hem wel," zei de jongen. "Maar ik geloof dat hij ons iets wil laten zien."
"Dan volgen we hem," zei Bart. "Kom op, kikker, wijs ons de weg."
De kabouter begon nu voor hen uit te hippen. Ze hoefden hem maar te volgen. En dat deden ze. Na een klein stukje stopte de kikker. Direct stonden de drie mensen stil.
"Wat is er, Rompelpot?" vroeg Joris aan de kikker. "Wil je ons hier wat laten zien?"

De kikker bleef even stil zitten, en toen sprong hij ineens met een grote sprong naar een klein gat, die links van de mensen in de muur begon. De twee kinderen en Bart schrokken van de plotselinge beweging. Op de rand van het gat bleef de kikker zitten en keek de twee kinderen en de geitenhoeder aan. Het was alsof hij wilde zeggen: dit gat moet je hebben.
Bart keek naar de kikker en probeerde toen in het gat te kijken, maar hij zag niets.
"Wat wil je?" vroeg hij aan de kikker. "Wil je dat we hier in gaan? Dat kunnen we niet. We zijn te groot."
"Kwaak," zei Rompelpot als antwoord.
Bart schudde met zijn hoofd. "We kunnen er echt niet in. We zijn te groot."
"Kwaak," zei de kikker weer. En hij bleef wachten.

"Rompelpot, wat wil je van ons?" vroeg Resi ongeduldig. "Je weet toch dat we hier niet in kunnen?"
"Kwaak, kwaak, kwaak!" zei de kikker.
Resi schudde met haar hoofd.
"Wat?" begon ze. Maar ze werd overstemd door de kikker die plotseling maar door bleef kwaken.
"Kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwa.......,".
Hij ging maar door en door en door.
"Misschien moeten we hem nadoen," zei Joris op een gegeven moment grinnikend. "Kwaak, kwaak, kwaak, kaak."
De kikker hield toen op. En dus hield Joris ook weer op. Maar toen de kikker dat doorhad, begon hij opnieuw te kwaken.
"Kwaak, kwaak, kwaak, kwaak, kwaak..."
"Kijk, we moeten echt met hem meedoen," zei Joris. "Ik dacht dat het een grapje was, maar toch niet! Kom op jongens, allemaal kwaken. Het is vreemd, maar het moet. Kwaak, kwaak, kwaak, kwaak!"
Resi begon met Joris mee te kwaken. Bart aarzelde nog even. Hier kwaken in de gang? Waar zou dat voor nodig zijn? Stonden ze niet een beetje voor schut, allemaal? Maar toen deed hij ook maar mee. Maar hij snapte niet wat het voor nut kon hebben.

Het gekwaak van de drie mensen klonk erg vreemd in de gang. Kabouter Rompelpot was ook nog aan het kwaken, maar op een gegeven moment hield de kikker er mee op. Hij hipte een stukje verder zijn tunnel in, en kwam toen weer terug. Joris was nog steeds aan het kwaken, maar nu zag hij aan Rompelpot dat het niet meer nodig was. Vlug liet Resi en Bart stoppen.
"Ssst," zei hij tegen ze. "Volgens mij moeten we nu stil zijn."
"Stil zijn?" vroeg Bart. "Wat nu weer? Wat is dit? Ik voel me knap in het ootje genomen."
"Ssst," zei Joris dringend.
En toen hoorden ze het ineens allemaal. Van heel ver weg:
"Hallo, is daar iemand?"


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 31:
Kabouter Grisius

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny