Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: DEEL 1 -Dominic en ik-
Hoofdstuk 1: Ups and downs
Hoofdstuk 2: My heart will go on and on...
Hoofdstuk 3: De opening van mijn ogen
Hoofdstuk 4: Gestoorde jongens
Hoofdstuk 5: Linde
Hoofdstuk 6: Mijn dagboek
Hoofdstuk 7: De extase van een wedstrijd
Hoofdstuk 8: Een avontuurlijke avond
Hoofdstuk 9: I'm losing control
Hoofdstuk 10: Gebroken
Hoofdstuk 11: Gala en Linde
Hoofdstuk 12: War in my life
Hoofdstuk 13: Overwinning
Hoofdstuk 14: Stan
Hoofdstuk 15: Overweldiging
Hoofdstuk 16: Een pijnlijke bekentenis
Hoofdstuk 17: Starende ogen zijn verliefd
Hoofdstuk 18: Eén na laatst
Hoofdstuk 19: Bericht aan Dominic
Hoofdstuk 2: My heart will go on and on...
Zodra ik mijn jas uit had, liep ik naar de schoolstraat.
Mijn hart begon te bonken zodra ik hem zag. Elke ochtend weer, gleden mijn ogen zodra ik binnenkwam naar één van de tennistafels.
Hij zat er.
Ik zag hoe hij met een soepele sprong van de tennistafel afkwam en op onze groep afliep. Natuurlijk liep hij niet naar mij. Hij kende me niet eens.
Hij liep naar één van zijn vrienden die bij ons in DTC woonden.
Ik kon mijn ogen niet van hem afhalen, maar ik moest wel. Ik moest naar de les.
Ik kon niet naar hem blijven staren.
Iedereen zou het doorkrijgen. Ik keek de andere kant op, maar direct moest ik weer naar hem kijken. Ik probeerde hem zo onopvallend mogelijk te bestuderen.
Wat ik natuurlijk al zo vaak had gedaan. Ik kende zijn gezicht precies uit mijn hoofd. Zijn donkere ogen…
‘Kom, we moeten een briefje halen,’ zei een stem achter me.
Met moeite kon ik mijn ogen van zijn knappe gezicht afhalen. ‘Ja, laten we dat doen,’ zei ik schor tegen mijn vriendin Linde.
We liepen naar het kamertje van de conciërges.
Twee van de conciërges stonden te laat briefjes uit te delen.
‘Waar kom je vandaan?’ vroeg Anita me.
‘DTC,’ zei ik. ‘en dat wist u best.’
‘O ja, jij bent het zusje van Evi. Ik weet het weer.’
Ik grijnsde en hield mijn hoofd schuin. ‘Zal ik haar de groeten van u doen?’
Hij lachte. ‘Doe ik liever zelf. Komt ze zo?’
Ik knikte en lachte vanbinnen. Er was dit jaar een nieuwe conciërge gekomen, maar niemand wist hoe hij heette. Daarom hadden ze hem een naam gegeven: Anita.
Je zult je wel afvragen, waarom Anita?
We hadden een keer een film gekeken waarin een koppel Robbert en Anita heette.
Daarom hadden we de nieuwe conciërge Anita genoemd en Graatje had ook een nieuwe naam gekregen, hij werd nu Robbert genoemd.
Vandaar de naam Anita.
De allereerste keer dat we Anita zagen, wist hij meteen de naam van mijn zus.
Ik vroeg me echt af hoe dat kon. Anita had haar nog nooit gezien en tóch wist hij hoe ze heette.
Hij zat altijd lol te maken met Evi en ik plaagde hem altijd met Evi.
De rij schoof achter mij door. Ik trok mijn wenkbrauwen op toen ik een jongen zag waarvan ik wist dat hij naar school fietste.
Ik was er bekend mee; er waren meer fietsleerlingen die niet wilden nakomen en dus in de rij gingen staan van onze bus.
Volgens mij had Anita het ook door.
‘En waar kom jij vandaan?’ vroeg hij.
‘DTC,’ zei de jongen brutaal.
‘O ja? Laat je buspasje eens zien dan!’
De jongen kleurde rood. ‘Die ben ik vergeten.’
‘Ja ja,’ lachte Anita. ‘Ga jij maar in de rij staan voor de onwettig te laat briefjes.’
Boos draaide de jongen zich om.
‘Je hebt nog geluk dat ik je niet na laat komen omdat je gelogen hebt tegen mij!’
Ik zag dat de jongen rood werd van kwaadheid. Ik zou me kapot schamen als er zoiets zou gebeuren, dacht ik.
‘Hé, sta jij hier nog?’ Anita draaide zich om naar mij.
‘Zoals u ziet.’
‘Ga maar gauw,’ hij gaf me een duw tegen mijn schouder.
Ik begon richting de klapdeuren te lopen, maar ik kon het niet laten een laatste blik op Dominic te werpen.
Hij keek juist mijn kant op en ik voelde mijn wangen warm worden.
‘Ha!’ klonk het in mijn oor. Van schrik sprong ik in de lucht.
Anita weer. ‘Was die blik voor mij bedoelt?’ hij grijnsde zijn tanden bloot.
Nu werd ik dus nog roder.
Anita volgde mijn blik. ‘Aha!’ zei hij toen hij Dominic zag.
‘Ik zal niks zeggen hoor!’
‘Dat is u geraden ook!’
‘Ga nu maar.’
Hadassa kwam naar me toe toen ik verder liep.
‘Wat had je met Anita?’ vroeg ze nieuwsgierig.
Ik zei niets; ik had nog niet helemaal kunnen bevatten wat er zojuist was gebeurd. Anita had het geraden! Kon ik er wel zeker van zijn dat hij zijn mond hield?
En het was ook nog eens een conciërge! Oké, een jonge dan, van net twintig, maar dan nog. Het was en bleef een conciërge.
‘Nou?’ Hadassa gaf me een duwtje. ‘Vertel op, wat was dat voor een gezellig onderonsje?’
Ik gaf haar een stomp terug. ‘Onderonsje!’
‘Ja!’ knikte Hadassa met glinsterende ogen. ‘Had je wel door hoe dicht hij bij je stond?’
‘Hadassa! Het is een conciërge! Kom op!’
‘Ja, en? Had je niet door hoe…’
‘Hou op,’ siste ik.
‘Sorry!’
Was het echt zo, zo… 'opvallend' geweest? Vroeg ik me af.
Ach, wat maakte het ook uit. Het was maar een grapje geweest. En als andere mensen daar anders over dachten, nou jammer dan.
Het was het derde uur. Ik keek op mijn rooster. Biologie.
Ik had er eigenlijk best zin in. We hadden nu een leuk hoofdstuk, het ging over erfelijkheid. Bovendien hadden we een andere leraar gekregen. Een heel aardige.
Het was wel grappig, want die leraar gaf eigenlijk alleen maar vijf en zes lyceum les.
Dit was de eerste keer dat hij een derde klas had en hij kon niet zo goed omschakelen. We kregen dus les op vijf/zes niveau.
Het was eigenlijk best goed te begrijpen, vond ik.
Ik liep naar mijn lokaal. Meneer Bosch stond in de deuropening.
‘Dag zusje van Ricardo,’ zei hij toen ik aan kwam lopen.
‘Dag meneer die Biologie geeft,’ was mijn antwoord.
Meneer Bosch lachte.
Ik had dit al veel vaker mee gemaakt. Mijn vier broers waren soort van helden op onze school. Alle leraren kenden ze, hoewel ze allemaal al van school af waren.
Ricardo bijvoorbeeld, was heel slim en spijbelde heel veel. Toch haalde hij hele hoge cijfers en konden de leraren eigenlijk ook niet boos op hem worden.
Hij maakte lol met iedere leraar en verwedde flessen wijn met ze.
Bovendien had hij in het leerling-panel gezeten; hij was een soort vertegenwoordiger van de leerlingen. Hij regelde van alles: Voetbaltoernooien, dagen waarin iedereen in een pak ging lopen, enzovoort.
We waren een beruchte familie in school.
Dat kwam ook nog eens doordat we allemaal rood haar hadden. Behalve één broer dan.
Mensen kwamen soms naar me toe en zeiden dan: “Ben jij een zusje van Ricardo?”
“Ja,” zei ik dan. “Hoe weet je dat?”
“Dat zie ik, doe hem de groeten!”
Ik had al heel veel mensen leren kennen door dit soort conversaties.
Soms was het wel irritant. Heel veel mensen haalden mij en Evi door elkaar, dus dan zeiden ze vaak ‘zusje van Ricardo’.
Toen iedereen op zijn plek zat, begon meneer Bosch te vertellen.
Iedereen hing aan zijn lippen. Hij kon zo boeiend vertellen, ook al was het een saai onderwerp!
‘…Dus als je beide allelen hebt, ben je heterozygoot. Heb je twee dezelfde allelen, dan ben je homozygoot. Wie weet er wat het verschil is tussen genotype en fenotype?’
Johan stak zijn vinger op. ‘Genotype is zeg maar welke allelen je hebt, fenotype is hoe je er uiteindelijk uit ziet.’
‘Goed zo!’ Meneer Bosch knikte goedkeurend. ‘Heeft er iemand nog een vraag?’
Ik stak mijn vinger op.
‘Ja?’
‘Nou…’ begon ik aarzelend. ‘Mijn vader had vroeger rood haar, mijn moeder donkerbruin. Ze zeggen altijd dat bruin dominant is, maar toch hebben bij ons zes van de zeven kinderen rood haar. Hoe kan dat dan?’
‘Tja…’ zei meneer Bosch. ‘Ik eh, eh… weet je wat! Jouw vader heeft toverballen!’
Ik schoot in de lach en kwam niet meer bij. Toverballen… het idee alleen al.
De rest van de klas lachte ook. Toverballen!
‘Rrrrrring!’
‘Jongens, stil!’ maande meneer Bosch ons aan. ‘De intercom!’
Iedereen hield op met lachen. Een enkele hikte nog na.
Er klonk een metaalachtig geluid en toen een piep.
‘Hier volgt een bericht voor alle sportieve jongelui van onze school! Zoals jullie weten is altijd rond deze tijd in oktober ons voetbaltoernooi. Zo ook dit jaar. De teams kunnen nu de aanmeldformulieren ophalen bij de receptie. Ik herhaal: de aanmeldformulieren kunnen nu worden opgehaald bij de receptie.
Het is de bedoeling dat de teams tegen elkaar gaan voetballen vanaf ’s middags één uur. Om kwart over drie kunnen de supporters ook komen kijken tot acht uur…’
De rest van het bericht werd niet meer gehoord.
Ik trilde van opwinding. Het voetbaltoernooi!
Direct vlogen mijn gedachten terug naar de zesentwintigste van oktober, vorig jaar. Die avond was er ook een voetbaltoernooi en dat was de avond geweest van…
Dominic.
Zijn team had gewonnen. Ik had me er over verbaasd hoe goed hij wel niet kon voetballen.
Dit jaar… ik wist bijna zeker dat hij weer zou winnen. Het kwam geen enkel moment op in me dat hij niet zou meedoen. Hij had alle jaren meegedaan.
Hij zou gewoon meedoen. Ik was in de wolken. Ik zou de hele avond naar hem kunnen kijken!
Ben stootte me aan. ‘Hé, wil jij ook supporter zijn?’
‘Hè? Ben je nu al terug met die formulieren?’
Ben knikte. ‘Doe je mee?’ drong hij aan.
‘Natuurlijk!’ zei ik. Natuurlijk zou ik komen. Niets zou me kunnen weerhouden.
Ben schreef mijn naam op. Ik keek naar de rest van de namen.
‘Huh? Doet Daan ook mee?’
‘Zoals je ziet!’
Daan had bij mij in de klas gezeten, maar was vorig jaar blijven zitten.
En nu deed hij mee met ons team!
‘Hoeveel moet je betalen?’
‘Drie euro,’ zei Ben. ‘Heb je dat bij je?’
Ik zocht in mijn portemonnee. ‘Sorry…’ zei ik. ‘Niet bij me. Maar ik wist ook niet dat we voetbaltoernooi zouden hebben…’
‘Maakt niet uit, je mag morgen ook betalen,’ zei Ben.
‘Bedankt!’
Ben liep weg en ik droomde weer verder over Dominic.
Als ik mijn ogen dicht deed zag ik hem weer rennen, net als vorig jaar.
Was het alweer een jaar geleden?
Hij rende en rende…
Zijn korte witte broek om zijn gespierde benen, zijn voet haalde uit en de bal vloog in het doel.
“Goal!” schreeuwde hij.
De volgende dag bracht ik het geld mee voor het voetbaltoernooi. Ik had zo’n zin in dat toernooi!
Steeds weer moest ik aan Dominic denken.
Maar ik moest nog meer dan een week wachten, want eerst zouden we nog herfstvakantie hebben. Ik kon niet wachten.
Maar ik vond het ook wel lekker dat we vakantie kregen. Vandaag was het vrijdag, het laatste dagje.
De bel ging en ik stond op van mijn plek. Ik vroeg me af wat voor vak ik nu had.
Daar had ik Sylvia voor. Sylvia was een echte stuud. Ze had altijd rokken aan, van die ene die net over je knie komen. En panty’s of maillots.
‘Sylvia, wat hebben we nu?’
‘Jij hebt Latijn, ik vrij,’ zei ze.
Handig was zo’n meisje in je klas. Ik vroeg me af of ze echt ons hele rooster uit haar hoofd had geleerd. Nou ja, mij best. Dan hoefde ik dat tenminste niet te doen.
Ik liep naar lokaal 210.
Eén van de redenen dat ik Latijn in mijn vakkenpakket had laten zitten was doordat Dominic altijd in het lokaal naast ons zat. En omdat ik het goed kon, zo gek was ik nou ook er weer niet.
Samen met Laure en Rozemarijn liep ik erheen. Toen we langs het lokaal van Dominic liepen keek ik natuurlijk direct naar binnen. Hij was al in het lokaal en zat naast het raam. Hij was gewoon cool.
Ik ging mijn eigen lokaal in en plofte neer op mijn stoel. Opeens besefte ik dat we een repetitie hadden – die ik niet had geleerd.
Vanochtend was ik er achter gekomen. We hadden namelijk helemaal geen huiswerk en dat viel me op. We hadden altijd huiswerk.
Mark was degene die me vanochtend in de bus vertelde dat we een repetitie Latijn hadden.
Ik had het boek nog een beetje doorgekeken, maar ik moest allemaal uitgangen leren. A, o, i, em, ibus, oram…
Nou, ik wist van tevoren dat ik dat nooit meer in mijn hoofd zou krijgen. Dus las ik nog gauw even de cultuur door. Ik hoopte maar dat we een flinke tekst kregen die we moesten vertalen, want daarvoor hoefde je niet te leren.
Die hoop sloeg mevrouw Schothorst direct de grond in.
‘Er zit geen tekst in de repetitie, zoals ik had gezegd.’
‘Shit!’ mompelde ik.
‘Is er wat?’ Mevrouw Schothorst keek me aan.
‘Kan je een hoog cijfer halen als je niet geleerd hebt?’ ik keek haar hoopvol aan.
‘Nee,’ zei ze beslist. ‘hij is makkelijk, maar niet als je niet hebt geleerd.’
Oké, ik was nu dus al chagrijnig.
Ik schoof wat dichter naar Elcke toe. Elcke was de vriendin van Sylvia; en dus ook een stuudje.
‘Goed geleerd?’
Elcke knikte.
‘Ik heb niet geleerd; wist niet dat we een rep hadden…’
Elcke lachte. ‘Sukkel.’
‘Wil je groot schrijven?’ vroeg ik. ‘Alsjeblieft?’
‘Ik zal het proberen,’ zei Elcke.
Een blaadje belandde op mijn tafel. ‘Succes!’
‘Ja, dat heb ik wel nodig!’ zei ik tegen mevrouw Schothorst.
Ik pakte mijn pen en schreef mijn naam op.
Ik zag al direct dat de grammatica een probleem zou worden, dus begon ik maar met de cultuur.
De eerste vrouw van keizer Augustus. Ha, die wist ik. Scribonia!
Wat was er gebeurd met zijn kleinkinderen?
Overleden, was mijn antwoord. Of vermoord.
Lekkere tijd was dat. Zat iemand je in de weg? Hup, weg er mee.
Hoeveel mannen had Iulia, de dochter van Augustus, en hoe heten ze?
Marcus Agrippa, dat was de tweede. De eerste, dat was haar neef. Hoe heette die ook al weer? O ja, Marcellus of zo.
En de derde heette Tiberius.
Heerlijk, drie keer uitgehuwelijkt worden door je vader. Ik blij dat ik in deze tijd leef…
Nou ja… misschien had ik Niclás dan wel niet leren kennen. Dan had ik nu niet zo’n liefdesverdriet gehad.
Vlug vulde ik de rest van de vragen in en ik ging weer naar de grammatica.
Ik zag dat er al een paar klasgenoten klaar waren.
Oei, opschieten.
Mevrouw Schothorst liep Jasmijn toe, die een vraag had.
Dit was mijn kans. Ik tikte Elcke aan.
Die had het meteen door en legde haar blaadje meer naar mij toe.
Gauw pende ik de rijtjes uitgangen over.
Toen ik klaar was, zuchtte ik dankbaar naar Elcke.
Poeh, dat had ik ook weer gehad.
Mevrouw Schothorst zocht een boek op. Dat vond ik leuk; aan het eind van elke les, las ze een stuk voor uit 'Amulet van de dood'.
Gewoon, even lekker niets doen. Over Dominic dromen.
Voor ze ging lezen opende ze de deur, omdat het nogal benauwd was in het lokaal.
Toen de bel bijna ging, ruimde ze het boek weer op. We stopten onze spullen in onze tassen en gingen bij de open deur staan.
Toen zag ik hem.
Dominic hing nonchalant op de tafel in het leshuis. Hij kletste met een andere jongen.
Wauw, hij was echt knap.
De bel ging. Hij stond op en liep het leshuis uit, naar het trappenhuis.
Ik haastte me achter hem aan. Ik wilde hem niet uit het oog verliezen!
Ik mikte mijn tas neer bij een van de pilaren. Vlak achter Dominic liep ik van de trap af.
Hij rook lekker.
Ik keek naar zijn achterhoofd. Zijn donkere haar stond een beetje omhoog op zijn hoofd, een soort van lage hanenkam.
Voor ik het door had, waren we al beneden en scheidden onze wegen.
Ik liep door de klapdeuren de schoolstraat in.
Ik ging bij mijn groepje vrienden uit DTC staan.
‘Rondje lopen?’ vroeg Linde.
‘Goed,’ zei ik. Eigenlijk wilde ik liever binnen blijven, omdat Niclás ook binnen was, maar ik had ook wel zin om een luchtje te scheppen.
Dus liep ik met Linde naar buiten. ‘Koud!’
‘Ja, hè!’ vond Linde ook. ‘Zullen we weer naar binnen gaan?’
Ik knikte.
Ze duwde de deur open en we stonden weer in drukke schoolstraat. Ik merkte nu pas hoe benauwd het hier binnen was.
Hé, daar liep Anita.
Hij zag mij ook en liep naar me toe. ‘Ik heb niks gezegd, hoor!’ fluisterde hij in mijn oor. ‘Nóg niks, tenminste.’ Zijn ogen glinsterden.
‘Als u het waagt…’
‘Ik zal niks zeggen!’
‘Beloofd!’
‘Ja, beloofd,’ zei Anita, en liep weer weg.
‘Hij weer?’ zei Hadassa, toen Linde en ik weer bij ons groepje aankwamen.
‘Vanochtend ook al!’
‘Ja, en?’
‘Ja,’ zei Linde, ‘Ik wil ook wel weten wat er nou precies aan de hand is met jou en Anita.’
‘Niets!’ waarom dachten ze dat allemaal? Dacht ik wanhopig. Waarom denken ze allemaal dat ik iets met Anita heb? Ze zouden beter moeten weten. Vooral Linde. Die wist trouwens ook dat ik op Niclás was, dus zij zou beter moeten weten.
Anita. Oké, hij was grappig.
‘Maar,’ begon Hadassa weer, ‘Ik zag het wel hoor, je werd rood!’ Plagend keek ze me aan.
‘Ja joh, vlieg naar de maan,’ zei ik. ‘Ik maakte alleen maar een grapje met Anita. Trouwens, Linde weet toch op wie ik verliefd ben, dus…’
‘…dan wil ik dat ook weten!’ grinnikte Hadassa.
‘Mooi niet!’
Gelukkig begonnen ze over wat anders. Ik werd er echt moe van. Waarom moesten ze altijd ergens wat achter denken?
Ik zag dat Dominic met een meisje stond te praten. Ik had het altijd een leuk meisje gevonden. Ze had rood haar – net als ik – maar dat van haar was gewoon veel mooier. Dat van haar was lichtrood, een beetje blond rood. Zij was echt knap.
Vroeger vond ik haar heel aardig, maar tegenwoordig liep ze heel veel met Dominic.
En ik kon daar natuurlijk niet tegen. Dat heb je hè, als je verliefd bent.
Ik richtte me weer op Hadassa. Ze vertelde een komisch verhaal over een van haar leraren. Ik had het niet helemaal vanaf het begin gevolgd, maar ik hoorde nog genoeg om in lachen uit te barsten.
Chantal stootte me aan. ‘Daar heb je Anita!’
Ik keek in de richting die ze aanwees. Natuurlijk keek de rest van de meiden ook meteen.
Anita zag mij ook en knipoogde grijnzend. Ik lachte terug.
‘Zie je wel! Er broeit daar iets!’ verkondigde Esmee luid.
‘Oh la la!’
‘Ik zou maar niet zo verheugd zijn,’ ik besloot het spelletje mee te spelen. Als zij doorgingen, dan ging ik ook door.
‘Straks krijgen we verkering; en dan komt hij bij ons naar Club.’
‘Nee!’ Chantal greep naar haar hoofd.
‘Leuk toch?’ zei ik met een uitgestreken gezicht. ‘Conciërge erbij, die hadden we nog niet in onze club.’
Linde schudde haar hoofd. ‘Dan kunnen we nooit meer vuurwerk afsteken bij meneer Zeur en we kunnen ook geen verkoopborden meer bij de buren in de tuin zetten, geen tuinenrace meer houden…’
‘Ach, daar werden we zo langzamerhand toch te oud voor. Bovendien, de jongens deden dat altijd. Heb jij ooit wel eens aan die tuinenrace meegedaan?’
‘Joh, we worden veel te gauw oud,’ vond Hadassa. ‘Soms moet je nog een beetje lol hebben in je leven. Die spelletjes van vroeger zijn soms nog best leuk. Mag je dan nooit meer iets doen wat eigenlijk vet grappig is?’
‘Hadassa heeft gelijk!’ zei Esmee. ‘Vooral meneer Zeur, die komt altijd achter ons aanrennen. Dat is toch grappig.’
‘Ja,’ antwoordde ik. ‘En toen hij ons te pakken kreeg, wilde hij naar de politie!’
‘Ach, dat is allemaal bluf,’ zei Chantal. ‘Die vent gaat echt niet naar de politie hoor. Hij kijkt wel uit. Ik vind hem echt zo’n drugsgebruiker die zelf naar de gevangenis moet.’
‘Oh, ik vond hem eigenlijk meer zo’n iemand die officier is geweest in het leger.’ Ik vond dat echt. Die meneer Zeur had gewoon zo’n uitstraling. En hoe komt hij anders aan zo’n goede conditie om ons bij te houden als we bij hem belletje lellen?
Opeens bedacht ik wat. ‘Hé, jongens, om even terug te komen op net… ik neem dan wel heel blij een conciërge mee naar club, maar Charlotte neemt een buschauffeur mee!’
‘Roel! Roel!’ joelden de meiden.
‘…en,’ ik was nog lang niet uitgepraat. ‘We halen Anita over om bij meneer Zeur aan te bellen en dan vluchtten we weg met Roels bus!’
‘Nou,’ zei Hadassa. ‘Roel komt niet in onze club hoor. Dat willen de jongens echt niet.’
‘Anita wel dan?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Anita ook niet. Wij krijgen gewoon allemaal verkering met jongens uit onze club, dan krijgen we ook geen problemen.’
‘Goed idee!’ reageerde Charlotte. ‘Dan ben ik eindelijk verlost van Roel.’
‘En ik van Anita,’ vulde ik aan.
Moe en bezweet kwam ik thuis. Ik had de hele dag gewerkt bij een boer. Ze woonden niet ver van ons vandaan en ik werkte er al best wel lang. Ze hadden een stuk of vijftien paarden. Deze paarden waren al best oud of een beetje ziek, of kreupel en dan werden ze op deze boerderij verzorgd.
Meestal verzorgde ik alleen de paarden, maar de boer wilde perse vandaag nog zijn hooi binnen krijgen. Het zou gaan regenen dus moest ik helpen het zo gauw mogelijk de schuur in te krijgen. Normaal zou ik dat nooit gedaan hebben, maar mijn broer Ricardo was ziek. Ricardo werkte ook bij die boer.
Dus had ik de hele dag met zware hooibalen lopen sjouwen. Nou, daar werd je dus echt bokke moe van.
Ik opende de deur en liep direct door naar de badkamer. Eerst douchen.
Ik trok mijn vieze kleren uit en sprong onder de warme straal.
Toen ik er weer onder uitkwam, voelde ik me als herboren.
Ik zette het badkamer open om de stoom te verwijderen. Uit de keuken kwam de geur van patat.
Nu pas merkte ik dat ik heel erg honger had. Vlug schoof ik aan de tafel en begon te eten. Ik keek op de klok en zag dat ik op moest schieten.
Elke zaterdagavond had ik club. Club; dat was mijn oude klas van de basisschool. Wij hielden goed contact met elkaar, dat was iets bijzonders dat echt bij DTC hoorde.
Heel veel leerlingen van onze school hadden helemaal geen contact meer met hun oude klasgenoten. Bij ons, daarentegen, was het een soort traditie geworden dat je elke zaterdagavond met je oude klas bij elkaar kwam.
We gingen dan naar iemand toe, aten chips, liepen een rondje, maakten lol, gingen naar een snackbar of even de stad in.
Het was altijd heel gezellig, vond ik.
Die ochtend had ik een sms gekregen van Evan dat er club was bij Floris.
Dat was wel zo’n half uurtje fietsen, dus ik moest opschieten.
Na het eten trok ik mijn jas aan en liep naar Wybren. Wybren was mijn neef tegelijkertijd ook mijn buurjongen.
Hij was even oud als ik, dus we deden heel veel samen.
Ik opende de deur en liep naar de woonkamer. Ik zag Wybren niet.
Wel zag ik zijn broertje Aron.
‘Aron, waar is Wybren?’
Aron sprong op van de bank. ‘Ik denk dat hij boven is.’
‘Bedankt!’
Ik wilde weglopen, maar Aron hield me tegen. ‘Gaan we nog een keer voetballen?’
Ik knikte. ‘Ja joh!’
Aron was negen jaar en wilde altijd voetballen. Jammer genoeg wilden Wybren en zijn oudere broer Wesley dat nooit, dus deed ik het wel eens.
Ik ging naar boven. Voorzichtig keek ik om het hoekje van Wybrens deur.
Ik zag hem liggen op zijn bed.
‘Wybren?’
Hij reageerde niet dus zei ik het wat harder. ‘Wybren!’
Hij reageerde nog niet en ik liep naar zijn bed. Nu begreep ik waarom, hij had het gewoon niet gehoord. Ik kon zijn muziek van een paar meter afstand nog horen. Ik trok een dopje uit zijn oor.
‘Wybren!’
‘Huh?’ wat verdwaasd keek hij me aan.
‘Ja joh, je doet net alsof je high bent,’ grinnikte ik.
‘Wat is er?’
‘Club bij Floris.’
‘Hoe laat is het dan?’ Wybren keek op zijn mobiel. ‘Het is al kwart voor acht!’
‘Komt er ook één achter,’ reageerde ik laconiek.
‘Opschieten, anders missen we de hele groep en dan kunnen we alleen fietsen. Ik hoop dat jij de weg weet…’
Wybren sprong op. ‘Ik sms wel even.’
Sinds hij blyk had, kon hij met iedereen bellen en smsen.
Hij deed dat dan ook de hele dag. Binnen no-time had hij een smsje terug.
‘Ze wachten!’
‘Gelukkig, maar kom nou maar mee.’
Binnen de kortste keren zaten we op de fiets en reden richting de oude basisschool.
Er stond een groepje te wachten. ‘Hé, hé, daar heb je ze eindelijk,’ zei Ronald.
Ik zocht mijn vriendin Linde en kwam er achter dat wij de enige meiden waren.
‘Gezellig,’ knipoogde Linde.
We gingen naast elkaar fietsen, een eindje voor de jongens.
Ik haalde mijn mobiel uit mijn zak. Al fietsend sloot ik mijn dopjes aan op mijn mobiel. ‘Kom,’ lachte ik. Ik gaf Linde één van de dopjes en ik nam de andere.
We moesten nu heel dicht naast elkaar gaan fietsen, omdat we anders elkaars dopjes eruit zouden trekken. Ik zette een liedje aan en we begonnen mee te brullen.
Achter me hoorde ik direct protesterende geluiden van de jongens.
Grijnzend keek ik achterom en stak mijn tong uit.
Doordat ik me omdraaide, viel Lindes dopje bijna.
Ze ging dichter bij me fietsen om er voor te zorgen dat hij er niet helemaal uitviel.
Daardoor kwamen onze sturen bijna in elkaar, dus we gingen langzamer fietsen.
Voorzichtiger reden we nu verder. De jongens haalden ons in toen we al vlakbij Floris waren. Achter elkaar reden we het erf op van Floris’ huis.
Ik zette mijn fiets neer en zocht Linde.
Die was al meteen naar Floris toe gegaan.
Ik vond haar achter het huis, met in haar armen Soos.
Soos was het hondje van Floris. Het was echt zo’n schattig hondje!
Piepklein, met lange oren en haren en fel dat hij was!
Soos, ik moest nog steeds lachen om die naam.
Floris had die naam bedacht. Floris zat in drie TTO en was echt super slim.
Soos had hij afgeleid van een Latijns woord, iets met sociaal of zo.
Ik aaide het hondje over zijn kleine koppie.
‘Wat een schatje, hè?’ zei Linde.
Opeens moest ik denken aan de vorige keer toen we bij Floris waren. Linde was die tijd hevig verliefd geweest op Floris. Die avond had ze ook de hele tijd met Soos gezeten. Aan het eind van de avond vonden we dat Linde maar met Soos moest trouwen en Floris huldigde het huwelijk in.
Floris had Soos vast gehouden en Linde voorgehouden met zijn pootje naar voren.
Daarbij had hij op een dramatische toon gezegd: ‘Neemt u, Linde, Soos aan tot uw wettige echtgenoot?’
Linde had er een volmondig ‘ja’ opgezegd en Floris had de poot van Soos in Lindes hand gelegd.
Later had Linde me verteld dat ze bij dat ‘ja’ net had gedacht dat ze het tegen Floris zei.
Enkele dagen daarna had Linde verkering gekregen met Floris. Oh, wat was ze verliefd geweest!
Hele dagen praatte ze over hem.
Een week later was het uit. Linde had het uit willen maken, want ze wilde eigenlijk vrij zijn. Maar Floris was eerder geweest: hij zei dat hij eigenlijk alleen verkering had gevraagd, omdat Linde zo achter hem aanliep.
Dat vond ik wel zielig voor Linde.
Ze was nu echter alweer verliefd.
Dit keer op Joshua, die een klasgenoot van Floris was.
Ik kende hem niet en Linde eigenlijk ook niet zo goed. Floris zat namelijk in DTC op school, en wij in Arnhem.
Ze kende hem doordat Floris Joshua wel eens uitnodigde op club.
Ik liep naar de tafel en schonk mezelf een glas cola in.
Lachend luisterde ik naar Jasper. Jasper had nieuwe dopjes, van honderd euro, zei hij.
Niet dat ik dat geloofde hoor, maar er kwam wel een fantastisch geluid uit!
Jasper knikte mee op de maat van de beat. Ik trok een dopje uit zijn oor en luisterde mee.
‘Hé,’zei hij. ‘Je moet met beide dopjes luisteren, anders is het niet mooi.’
Dus trok ik het andere dopje ook uit zijn oor en luisterde naar de muziek.
Lekkere beat, vond ik.
Plotseling werd Wybren gebeld. Ik trok de dopjes uit mijn oor. Met een half oor luisterde ik mee.
‘Wybren.’
‘Met Stef,’ hoorde ik een onduidelijke stem uit Wybrens mobiel komen.
‘Kom je nog, vanavond? Er is club bij Floris.’
‘Ja, ik kom zo. Wil je alsjeblieft ergens shag regelen?’ Stefs stem haperde en hij hoestte luid. Zijn stem klink vreemd onvast.
‘Alsjeblieft? Ik ga er bijna onderdoor.’
‘Ja, ik zal kijken wat ik doen kan.’
‘Dank je… doei.’
‘Doei, Stef. Of… wacht even. Geen gekke dingen doen. Beloof je me dat? We zoeken wel wat voor je.’
Ik hoorde wat gemompel uit de mobiel komen.
‘Wat is er met Stef?’ informeerde Linde, die wel door had dat er iets aan de hand was.
‘Hij is aan het afkicken.’
‘Dat lukt hem nooit!’ Stef was echt al heel lang verslaafd. Alleen wilde hij dat nooit toegeven.
‘Nah, valt wel mee,’ zei Wybren. ‘Het lukt hem aardig goed. Maar waarschijnlijk heeft hij nu te lang niet gerookt. Maar ik ga proberen wat te krijgen.’
Poeh, wat was ik blij dat ik niet rookte. Soms vroegen de jongens van mijn club wel eens of ik een trekje wilde, maar ik sloeg altijd af. Bij mijn broer Ricardo was dat moeilijker. Als hij buiten zat te roken en ik was bij hem, was het op de een of andere manier lastiger om het af te slaan. Gelukkig had ik tot nu toe nog nooit naar die roep in mijn hart geluisterd. Zie hier de gevolgen, bij Stef.
Ik volgde Wybren naar de jongens.
‘Hebben jullie shag bij je?’
De jongens schudden hun hoofd. ‘JeanLuc? Jij toch wel?’
‘Nee, sorry. Bovendien, Stef krijgt mijn spul niet.’
‘Doe niet zo zielig!’ zei ik tegen hem. ‘Stef heeft het toch nodig!’
‘Bemoei je er niet mee. Je weet niet eens hoe het is om verslaafd te zijn!’
‘Oh nee?’ uitdagend keek ik JeanLuc aan. ‘En wat als ik ’s ochtends mijn sneakers aan doe en daarin een pakje shag van Ricardo vind?’
‘Ik heb het toch niet bij mij!’ zei JeanLuc. Hij greep in zijn achterzak. ‘Kijk dan! Helemaal leeg.’
Ik knikte.
‘Wie rookt er hier nog meer?’ Wybren keek zoekend de kring rond. Bijna alle jongens rookten, maar kochten zelf geen shag. Ze namen er soms van een ander eentje. De enige echte rokers waren Stef, JeanLuc en Jess.
‘Waar is Jess?’ Ik zag hem ook niet.
‘Die komt zoals altijd natuurlijk veel te laat,’ mompelde Wybren.
‘Precies als we Jess nodig hebben, is hij er niet!’
‘Hoorde ik mijn naam vallen?’
‘Jess!’ Jess dook achter mijn rug op.
‘Wat is er?’
‘Heb je shag voor Stef?’
‘Waar is Stef?’
‘Op weg hierheen…’
‘Niet bij me.’ Jess schudde z’n hoofd. ‘Ik kan wel een vriend van me vragen, die hier ergens woont.’
Gelukkig had Jess het probleem direct begrepen. ‘Doe maar,’ zei Wybren. ‘Je kan het altijd proberen.’
Jess greep zijn mobiel. Binnen de kortste keren had hij een vriend aan de lijn.
‘Ha Bob.’
‘Jessi?’
‘Heb je shag?’
‘Nee…’
‘Oké, dan gaat het over.’
‘Volgende…’ mompelde Jess. ‘Hm. Wie woont hier nog meer in de buurt? Floris!’
Floris kwam haastig aanrennen. ‘Wie woont hier nog meer?’
‘Mike, geloof ik.’
‘Rookt die?’
‘Eh… zou wel kunnen.’
‘Dan bel ik hem.’
Even later hoorde ik een monotone stem. ‘Mike.’
‘Jo, met Jess. Heb jij shag?’
‘Ja. Wat moet je?’
‘Kan je dat even komen brengen? Stef is beetje down.’
‘Sorry, waar zijn jullie eigenlijk?’
‘Bij Floris.’
‘Sorry, daar heb ik echt geen zin in. Ik ken die Stef niet eens.’
‘Alsjeblieft, Mike? Rokers onder elkaar?’
‘Nee, sorry, ik sta op het punt de stad in te gaan. Feestje bouwen. Als je zo graag wilt, kom dan daar maar heen.’
Jess drukte zijn mobiel uit. ‘Ook niet… ik hoop dat het niet te erg met Stef is!’
‘Daar is hij al!’ wees ik.
Inderdaad kwam Stef aanfietsen. Hij stapte af en liep een beetje wankel naar ons toe.
‘Niets?’ vroeg hij met een schorre stem.
‘Nee.’
‘Nou ja, maakt ook niet uit. Ik hou het nog wel even. Heb vandaag de hele dag gewerkt, tussen de hooibalen. Nou, daar wordt je echt gek van.’
‘Geen wonder dat je naar een sigaret snakte,’ zei Jess.
‘Ja… maar, ik red het wel. Beetje koppijn, maar ja, dat hoort er nou eenmaal bij.’
Ik liep naar de tafel en schonk een glas cola vol. Ik kiepte hem achterover in mijn keelgat. Ik greep een handvol chips en ging weer bij de jongens staan. Ondertussen waren er meer meisjes gekomen. Alleen niet mijn meest goede vriendinnen. Maar oké.
‘Kunnen we daar niet wat gaan vragen?’ vroeg Jess. Aan de overkant van de weg was een voetbalveld met een kantine. Kennelijk was er een feestje, want ik hoorde muziek en veel gelach.
‘Ach, nee joh,’ zei JeanLuc. ‘Die kerels zien je al aankomen.’
‘We kunnen het toch proberen!’ vond Linde. ‘Ik stem voor.’
‘We gaan gewoon.’
Met een heel clubje staken we de weg over.
‘Shit,’ mompelde Stef. Er was een hoog hek met prikkeldraad om het veld. Daar kom je dus niet overheen.
‘Daar is een deur!’ wees Wybren. Hij probeerde de klink, maar hij kreeg de deur niet open.
Boven de deur zat geen prikkeldraad, dus Wybren klom erop. Hij wilde juist aan de andere kant naar beneden klimmen, toen ik die deur ook even probeerde.
‘Eh… ik weet niet, maar…’ ik zette m’n schouders tegen de deur. De deur gaf mee en schoot open.
‘Sukkel!’ schold Wybren. Door de plotselinge beweging, was hij bijna van de deur afgevallen. Ik grinnikte en stond klaar om hem op te vangen.
Gelukkig kon hij zijn evenwicht bewaren.
Nu waren we in een oogwenk binnen. We liepen over het veld heen naar de kantine.
‘Waar is Stef?’ vroeg Jess aan me.
Toen pas kwam ik erachter dat we nog maar met z’n tweeën waren. Waar was iedereen?
We liepen terug.
‘Hé, Stef,’ zei ik. ‘Wij gaan nu voor jou daarheen, maar dan moet je wel meegaan!’
Jess knikte instemmend.
‘Het hoeft al niet meer,’ vond Stef.
‘Nou ja,’ mompelde ik. Ook de rest bleef aarzelend bij de deur staan.
‘Kom nou!’
‘Nee, geen zin. We worden toch weggestuurd,’ zei er een.
Een ander zei: ‘Die kerels zijn allemaal dronken. Je bent gek als je erheen gaat.’
Ik zuchtte.
‘Dan niet.’ Jess haalde zijn schouders op en liep naar de hoek van het veld. Hij bleef staan bij de gele vlag.
‘Wat ga je doen?’
‘Ik heb altijd al zo’n ding willen hebben,’ grinnikte Jess. ‘Meenemen?’
‘Doe maar!’ lachte ik. Dat deed hij toch niet.
Maar Jess gaf een paar rukken aan het ding. Ik zag duidelijk dat de vlag heen en weer schoof in de grond, maar Jess zei: ‘Ik krijg hem er niet uit.’
‘Ja ja,’ lachte ik hem uit. ‘Ik geloof dat je hem er zo uit had kunnen trekken.’
Jess liep gauw weer terug.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 3: De opening van mijn ogen