** Twee wegen en een driesprong - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: DEEL 1 -Dominic en ik-
Hoofdstuk 1: Ups and downs
Hoofdstuk 2: My heart will go on and on...
Hoofdstuk 3: De opening van mijn ogen
Hoofdstuk 4: Gestoorde jongens
Hoofdstuk 5: Linde
Hoofdstuk 6: Mijn dagboek
Hoofdstuk 7: De extase van een wedstrijd
Hoofdstuk 8: Een avontuurlijke avond
Hoofdstuk 9: I'm losing control
Hoofdstuk 10: Gebroken
Hoofdstuk 11: Gala en Linde
Hoofdstuk 12: War in my life
Hoofdstuk 13: Overwinning
Hoofdstuk 14: Stan
Hoofdstuk 15: Overweldiging
Hoofdstuk 16: Een pijnlijke bekentenis
Hoofdstuk 17: Starende ogen zijn verliefd
Hoofdstuk 18: Eén na laatst
Hoofdstuk 19: Bericht aan Dominic


Hoofdstuk 18: Eén na laatst


Mama had nog steeds niets gemerkt. Nothing.
Ach, wat maakte het ook uit. Toch merkte ik tot mijn grote schrik dat de zwelling op mijn enkel maar niet wilde verdwijnen.
Wat was er precies aan de hand?
Ik durfde het verband er niet af te halen, want ik was bang dat ik het er niet weer om heen kon krijgen.
Ik hinkte de kamer uit en zag Jurrian verbaasd kijken. Ik zond hem – een beetje mislukte – glimlach om hem gerust te stellen.
Met mijn hand op de klink van mijn kamerdeur dacht ik na. Eigenlijk wilde ik douchen. Zou ik het toch maar proberen?
Ik was al een paar dagen niet onder de douche geweest. Nou ja, het was nu toch vakantie. Het zou vast niet zo erg zijn als ik het verband er af haalde. Ik kon toch rustig aan doen, de rest van de weken.
Ik had mijn besluit genomen. De deurklink werd omlaag geduwd en ik liep nogal kreupel naar mijn bed en begon het verband van mijn voet te wikkelen. Dat verband was nog best lang…
Ik rolde het op en kon eindelijk mijn enkel bekijken. Dik en rood.
Tja. Wat moest ik daar mee?

Nou ja, liet ik maar onder douche gaan. Ik was geen ziekenhuisexpert. Ik zou niet weten wat ik hiermee aanmoest. Het verband legde ik op mijn bureau en ik trok de laden van mijn kast open om mijn kleren op te zoeken.
Vijf minuten later liet ik het hete water over mijn rug glijden. Er gleed een rilling over mijn rug. Heerlijk.
Ik sloot mijn ogen terwijl ik shampoo in mijn haar spoot. Direct vlogen mijn gedachten weer naar Dominic. Ik vond het fantastisch om te fantaseren over hem, over hoe het zou zijn als hij van me hield. In mijn gedachten had ik hem al ontelbare keren ontmoet.
De fantasieën dropen letterlijk van fantasie. De meest gestoorde passages kwamen er in voor. Passages waarin Dominic me vasthield en Davita met open mond me aanstaarde. Was het maar zo leuk!
Driftig spoelde ik mijn haar uit. Ik draaide de knoppen van de douche uit en schatte de afstand tussen mijn handdoek en de plek waar ik nu stond. Nu moest ik erg voorzichtig zijn, wist ik. De vloer was glad geworden door het water en ik kon maar op één voet steunen.

Ik waagde het en kwam veilig uit het douchehokje. Ik kleedde me aan en gooide het raam van de badkamer open. Tjonge, wat een walm.
Ik draaide de deur van het slot en liep naar mijn kamer. Op mijn kamer aangekomen plofte ik op mijn bed en strekte mijn ene been uit. Ik stroopte de pijp van mijn trainingsbroek omhoog en keek of er veranderingen waren op getreden aan mijn enkel. Niet dus. Nog even rood en dik. Met mijn hand reikte ik naar het verband, ik kon er net bij.
Besluitloos zat ik even op mijn bed. Hoe moest ik dit ooit doen?
Ten eerste had ik nog nooit iets verbonden, ten tweede kon ik dat al helemaal niet bij mezelf, ten derde was ik bang dat ik mezelf heel erg pijn zou doen.
Ik beet op mijn lip. Even doorzetten, dan was het maar voorbij.
Hoe moest je eigenlijk een enkel verbinden?
Ik had het natuurlijk gezien toen Ten Hove het deed, maar zelf…
Ik legde een stuk verband over mijn enkel. Hallo, ik kon er amper bij! Hoe moest ik dit ooit zien te klaren?

Ik wilde het sowieso niet aan mijn moeder vragen, ze zou zeggen dat ik me aanstelde. Jurrian kon dit natuurlijk ook niet en met Evi had ik ruzie. Trouwens, ik vroeg me af of Evi dit wel kon. Waarschijnlijk ook niet.
Ik trok mijn knieën omhoog en legde mijn hoofd er op.
‘Even logisch nadenken,’ fluisterde ik. ‘Gewoon goed nadenken. Een voet verbinden kan iedereen. Er is best een oplossing.’
Nynke? Nee, dat was geen optie, dan moest ik helemaal naar hun huis lopen. Haar opbellen? Ach nee, ze was al druk genoeg. Nee, ik moest dit zelf doen.
‘Hup,’ ze ik. ‘Je doet Lyceum. Zoiets makkelijks kun je toch wel?’
Misschien wel… maar ik betwijfelde het ten zeerste of ik het wel bij mijzélf kon.
Ik moest wel! Er was geen andere keus!
Ja, zonder verband natuurlijk, maar dat had Ten Hove me sterk afgeraden. ‘Zo lang mogelijk er om heen laten zitten,’ had hij gezegd.
Waarom had ik het er ook afgehaald? Waarom was ik ook gaan douchen?
Nou ja, het was gebeurd.
Ik wikkelde het verband om mijn enkel. Het ging nog niet eens zo slecht, maar plotseling raakte ik een zeer punt. Ik probeerde mijn kreet zo veel mogelijk te dempen. Ik had nu geen behoefte aan gezelschap.
Was Leonard er maar!
Maar Leonard woonde op kamers, ergens hier in het land. En op vrijdag kwam hij nooit thuis.

‘Doorgaan.’ Er schuurde iets langs mijn hals toen ik me naar voren boog. Dat was ook zo! Survival Plan. Leonard!
“Bewijs je zelf. Wees hard. Laat je niet aan de kant duwen. Jij mag er zijn. Die bal is alles; je leven, je doel, alles. Krijg die bal. Geen medelijden. Er bestaat geen medelijden in het leven. Je moet overleven. Dat heb ik ook gedaan. Je kunt het. Vlucht nooit. Het is maar een bal.”

Bal… enkel. Het is maar een enkel!
Ik moest bijna lachen. Wat zat ik hier nou dom te doen? Nou ja, wat maakte het ook uit. Geen medelijden. Klaar. Punt uit.
Dapper ging ik door met het verband. Enkele seconden later zakte mijn hoofd al weer moedeloos naar beneden. Ik kon dit niet. Dit deed te veel pijn.
Ik besefte dat er iets goed mis was. Dit was geen gekneusde enkel. Het kon gewoon niet! Ik had wel een vaker iets gekneusd – met voetbal – maar nooit had ik zo’n pijn gehad. Wat had Ten Hove ook al weer gezegd?
O ja, iets van ‘misschien is het erger’. Nou, dan was het dat waarschijnlijk.
Ik drukte voorzichtig op de zijkant van mijn enkel en kreunde.
De deur ging open. ‘Wat is er?’

De warrige, rode haardos van Ricardo verscheen om de hoek. Ik zuchtte diep. Ricardo. Geen Leonard, maar toch Ricardo. Het was alsof er een zware steen van mijn schouders rolde. Ricardo. Eindelijk!
‘Ricardo…’ fluisterde ik geëmotioneerd.
Hij liep naar me toe, wierp een verbaasde blik op mijn enkel en tilde mijn kin op. hij keek me doordringend in mijn ogen. ‘Hé, Mir, wat is er aan de hand? Wat heb je gedaan?’
Zijn donkergrijze ogen staarden me aan. Ik haalde mijn schouders op en wees op mijn enkel. Ik voelde tranen in mijn ogen. Hard zijn.
‘Kun je even helpen? Het lukt niet.’
Ricardo staarde met open mond van mij naar mijn rode enkel. ‘Hoe komt dat?’ vroeg hij uiteindelijk, terwijl hij op mijn voet wees.
‘Beetje stom geweest.’
‘Oké. En nu het hele verhaal, alsjeblieft.’ Zijn stem klonk streng, dringend, maar toch vriendelijk.
‘Ik stond met gym op zo’n hele hoge schommel en naast me kreeg een jongen een bal in zijn maag en denderde eraf. Hij bleef bewegingloos liggen op de grond, dus ik ben hem na gesprongen. Maar onder mij lag geen mat dus ik sprong zo op de vloer…’
Ricardo viel me in de rede. ‘Van hoe hoog?’
‘Weet ik niet,’ zei ik aarzelend. ‘Hoog. Bijna vanaf het dak.’
Hoofdschuddend zei hij: ‘En wat gebeurde er toen?’

‘Ik hielp die jongen en vergat mijn enkel. Daarna heb ik samen met een gymleraar die jongen nog half gedragen. Een poosje later heeft die leraar mijn voet verbonden – ’t was trouwens Ten Hove.’
Ik keek scherp naar Ricardo’s gezichtsuitdrukking. Hij keek onbewogen en vertrok geen spier, maar staarde me vragend aan.
Toch dacht ik iets van herkenning te zien. Waren het zijn ogen die in een fractie van seconde oplichtten?
Was het dat spiertje bij zijn mondhoek dat iets vertrok?
Ik wist het niet. Hij toonde geen blijk van herkenning.
‘En daarna ben je wel gewoon gaan lopen?’
‘Ja.’
‘Waarom heb je het verband er af gehaald? Wanneer is het trouwens gebeurt?’
‘Ik wilde douchen,’ gaf ik antwoord op zijn eerste vraag, ‘en het is… eh, een paar dagen geleden gebeurt.’
‘Oh ja,’ Ricardo tikte tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Je zei… een beetje stom geweest. Dus… een jongen redden vind jij ‘een beetje stom geweest’?’
‘Sorry hoor.’
‘Wie was die jongen trouwens?’
‘Ken jij niet,’ zei ik ontwijkend. ‘Maar ik riep je niet om uitgehoord te worden! Wil jij dat verband even om mijn enkel draaien?’
Ik keek hem aan met een smekende blik. ‘Tuurlijk.’

Hij legde het verband naast zich en plofte op mijn bed. ‘Waar doet het precies zeer?’
Ik wees hem de plek aan die me het meeste pijn deed. ‘Oké,’ zei hij. Hij keek een tijdje en betastte toen voorzichtig met zijn vingertoppen de zijkant van mijn enkel.
‘Doet dit zeer?’ hij keek op. Ik knikte en kreunde zacht. Juist op dat moment drukte hij nogal hard op een zere plek en ik kon me bijna niet inhouden.
‘Aaah!’
‘Sorry!’ zei hij geschrokken.
‘Weet je wat het is?’ vroeg ik. ‘Gewoon gekneusd?’
Hij stelde me een wedervraag. ‘Wat zei Ten Hove?’
‘Hij zei…’ ik kneep even mijn ogen dicht om zijn woorden weer te herinneren. ‘Hij dacht dat het gekneusd was, maar het kon ook erger zijn.’
‘Slordig van hem,’ was Ricardo’s reactie.
‘Weet jij wel wat het is?’
Ricardo knikte met een ernstig gezicht. ‘Geen twijfel mogelijk.’
‘Wat dan?’
‘Gescheurde enkelband,’ zei hij kortaf.
‘Wát?’
‘Je begint steeds meer op mij te lijken, zeg!’
‘Hoezo? Gescheurde enkelband… oh, wacht, dat heb jij toch ook twee keer gehad?’
‘Ja. En ik was net zo slim als jij – gewoon doorlopen. En dat betekent dat ik nu altijd dit om moet.’

Ricardo trok zijn schoen uit en verbaasd zag ik dat er een strakke band om zijn enkel zat. ‘Wat is dat? Moet ik dat ook?’ met grote ogen keek ik hem aan.
‘Nee, joh hoeft dat niet – denk ik. ik moet dit,’ hij tikte op de blauwe stof, ‘omdat ik ook nog voetbal. Ja, jij voetbalt ook, maar jij doet niet mee aan competities en zo. Ik doe het vaker, snap je? En ook omdat ik mijn enkelband al wee keer gescheurd heb en dus net mijn been gebroken heb.’
‘Tjoh!’ ik was nog steeds overdonderd. ‘En dat je vertel je niet even?’
‘Waarom zou ik?’ was Ricardo’s reactie. ‘Aan wie had ik dat moeten vertellen? Ma soms?’ ik hoorde lichte spot in zijn stem. Geen wonder. Mama zou er zich absoluut niet voor interesseren.
Ricardo pakte het verband en begon het strak om mijn enkel te wikkelen. ‘Nou, je hebt maar geluk met zo’n broer die gescheurde-enkelbanden-specialist is!’
Ik schoot in de lach. ‘Inderdaad! Ik bof maar met zo’n broertje!’
Hij gaf me een duw tegen mijn schouder en legde de laatste hand aan het verband. ‘Zo,’ zei hij tevreden, terwijl hij me overeind trok. ‘Mevrouw kan er weer tegenaan!’
Hij klopte op het verband. Het zat er strak om heen. ‘Is het niet te strak?’ vroeg Ricardo. ‘Valt wel mee,’ zei ik.
‘Zodra je tenen blauw worden moet je het als een malle er af halen!’
‘Ja, vader!’ was mijn onderdanige antwoord.



Een dag later kwam mijn vader thuis.
Ik werd die dag al wakker met een happy gevoel. Er gaat iets gebeuren! Alles ging veranderen, wist ik. Gelukkig maar!
Geen geruzie meer met mama. Als ik mijn dagboek doorlas van de afgelopen dagen, herinnerde ik me alles weer. Elk detail van de ruzies.
Elke dag wel. Sommigen waren mijn schuld, heel veel waren de schuld van mijn moeder. Ach, daar moest ik niet aan denken. Mijn vader kwam thuis en morgen was het oudjaar!
Het kon niet beter!
Ik pakte mijn dagboek uit mijn bureau naast mijn bed. Op mijn bureau vond ik een pen en ik kraste vrolijke woorden op een lege bladzijde.
Op de een of andere manier voelde ik me heel blij. Papa kwam, het was morgen oud en nieuw en wat het meest gekke was, was dat ik vooral blij was om Dominic. Ik begreep dat niet. Op de een of andere manier voelde het goed, alsof hij me kende. Alsof hij me ook leuk vond. Kwam dat door die laatste gebeurtenissen?
Door zijn staren naar mij? Of had ik me dat toch verbeeld?
Voelde ik me zo blij door die botsingen met hem, wat voor een klein beetje contact zorgde?
Een andere factor lag bij Stan. Het voelde goed om hem gered te hebben. Het voelde goed om hem als vriend te hebben.
Het leven was fantastisch!

Ik keilde mijn dagboek door mijn kamer en zocht mijn kleren op. Wat had ik nu zin in een potje voetbal! Dacht ik verlangend. Alles van je af spelen… heerlijk.
Keihard schieten, alles eruit. Maar ja, die enkel…
Ik schoot in mijn broek en trok mijn blouse over mijn shirt aan. Ik liet mijn blouse openhangen en liep met mijn handen in mijn zakken een beetje kreupel naar de kamer.
Plotseling besefte ik dat ik dingen van Dominic aan het overnemen was. Vroeger liep ik nooit zo! Nu ik diep nadacht kon ik me herinneren dat ik de laatste tijd altijd zo gelopen had, met mijn handen in mijn zakken. Gek zeg.
Ik merkte dat ik zelfs een beetje van zijn nonchalante tred had overgenomen, hoewel ik die nooit precies zou kunnen kopiëren.
En ik had helemaal niets doorgehad!
Ik lachte om mezelf. Hoe gek kan een mens niet zijn?!

Vanuit de eetkamer klonk het getik van messen en vorken. Wie was daar aan het eten?
Ik deed de deur open en zag Ricardo aan tafel zitten, samen met Leonard.
‘Leonard!’
‘Miryam!’ riep hij vrolijk. Hij stond op en sloeg zijn armen strak om me heen. ‘Hoe gaat ie, sis?’
Ik zei niets, maar drukte mijn hoofd tegen zijn schouder. Leonard streelde me over mijn rug. ‘Waar ga je nu heen?’ vroeg ik zacht.
Leonard keek me verbaasd aan. ‘Hoe weet je…?’ begon hij.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Altijd als jij er bent, kom je om afscheid te nemen. Dus…’
‘…Nu denk je dat ik dat weer ga doen.’
‘Zoiets ja,’ knikte ik. Ik was gewoon een beetje boos op hem. Altijd ging hij weg! En de enige keren dat ik hem zag, was hij er om afscheid te nemen. Dan wilde ik nog liever dat hij geen afscheid nam!
Afscheid nemen was afschuwelijk. Ik had het vaak genoeg meegemaakt.
‘Ik heb gelijk, hè?’ ik zag Leonard een beetje aarzelend kijken, hem een blik op Ricardo werpen.
‘Ja,’ zei hij zacht.



‘Waarheen?’ hij hoefde er bij mij niet om heen te draaien. Hij ging tóch wel weg. Dan wilde ik liever direct weten waar hij naar toeging en wanneer.
‘Frankrijk.’
‘Fránkrijk?’
Hij keek me lachend aan. ‘Mag dat niet?’
‘Het is zó dichtbij!’ zei ik. Ricardo begon te lachen en Leonard deed mee. Was het zo raar wat ik zei? Vroeg ik me af. Plotseling kreeg ik het door.
‘Eh, ik bedoel…’ zei ik, met een rood hoofd, ‘normaal ga je verder weg! Voor jou is Frankrijk net zoiets als van DTC naar Amsterdam!’
‘Je hebt helemaal gelijk!’ knikte Leonard. ‘Alleen is dit anders.’ Hij keek me ernstig aan. ‘Ik ga er niet alleen rondreizen, ik ga er studeren.’
‘Wát?
‘Sorry, het is echt zo. Ik kreeg het aanbod en ik kon het niet afslaan. Precies de studie als die ik hier doe, alleen dan daar.’
‘Is die studie ook in het Frans? En hoe lang ga je er wonen?’ vroeg ik geïnteresseerd. Ja, ik mocht het dan afschuwelijk vinden dat hij weer wegging, in buitenlandse landen was ik altijd geïnteresseerd. Het liefst zou ik zelf meegaan. Maakt niet uit waarheen.
‘Voor vijf maanden. De studie is het meest in het Engels, maar je kent die Fransen – eigenwijs! Waarschijnlijk wordt het wel een beetje Frans.’
Ik knikte. Ik begreep hem wel. Als mij zo’n aanbod was gedaan! Ik zou geen bedenktijd nodig hebben!
Ik ging aan tafel zitten en hield de cornflakes boven mijn bord. Het stroomde uit de doos in mijn bord.

‘Leuke blouse,’ zei Leonard. Ik keek op. ‘Dank je. Wanneer ga je?’
‘Over twee weken.’
‘Zo snel al?’
‘Ik wist al heel lang dat ik ging!’
‘Waarom heb je het dan niet verteld?’
‘Sorry Mir, ik ben het vergeten!’
Hoofdschuddend keek ik hem aan. ‘Voor jou is dit gewoon normaal, hè?’
‘Ja.’
Daarmee was ons gesprek geëindigd en ik gooide de cornflakes achterover in mijn keel. Mijn gedachten waren ver weg.
Misschien ging ik zelf ook wel een keer. Misschien?! Sowieso!
Kijk maar naar mijn Survival Plan!
Tevreden dronk ik met één teug mijn glas melk leeg en stond op. ‘Hoe laat komt papa, Ric?’
Ricardo keek op de klok. ‘Uurtje – denk ik.’
‘Oké.’ Ik liep de kamer uit, maar draaide me om voor een brul van Leonard.
‘Leo! Wat is er nou weer?’
‘Wat loop je kreupel?’ stelde hij me een wedervraag. Verbaasd keek ik hem aan. Ik had geprobeerd zo recht mogelijk te lopen, hoe zeer het ook deed. En toch…
Hoe had Leonard dat ooit gezien?

‘Ze heeft haar enkelband gescheurd,’ zei Ricardo, terwijl hij zijn pakje shag tevoorschijn haalde. Leonard keek me met grote ogen en ik vertelde hem het verhaal.
‘Yammetje, yammetje toch!’ zei hij hoofdschuddend. ‘Hoe krijg je het voor elkaar!’
Ik grinnikte. Yammetje. Zo lang als me heugde had hij me al zo genoemd. Hij was de enige die me zo noemde en niemand anders had ook die privilege.
Mijn vrienden noemden me kortweg ‘Mir’ en de rest noemde me gewoon voluit. Miryam. Leonard was de enige die altijd ‘Yammetje’ zei. Ik vond het wel een leuke verbastering.
‘Ric!’ zei ik verontwaardigt. Ricardo stopte zijn aansteker terug in zijn zak. ‘Ja?’
‘Ga even naar buiten, joh.’
‘Wát? Zit Ricardo binnen te roken?’ Leonard draaide zich om. ‘Kom op, Ric. Wil je ma boos hebben, of zo? Doe niet zo stom, zeg. Dat je in je eigen kamer rookt is al erg. En doe het alsjeblieft niet boven mijn eten!’
Ricardo blies een rookpluim in Leonards gezicht en lachte. ‘Ik ga al, hoor.’
Hij opende de tuindeuren en verdween naar buiten. Ik bleef achter met Leonard en staarde Ricardo na. ‘Hij heeft korte mouwen aan!’ zei ik.
‘En dat middenin de winter!’ vond Leonard. ‘Dan ben je echt wel goed gek!’
‘Inderdaad!’

Leonard begon een ernstig gesprek met me. Hij praatte over van alles. Hij vroeg me allemaal dingen, ik merkte dat hij oprecht geïnteresseerd was. En ik vertelde hem alles. Ik liet niets achterwege. Leonard kon ik vertrouwen.
Ik vertelde over Stan, hoe bang ik was geweest toen hij daar wegzakte onder mijn handen. Dat ik had gedaan wat ik kon.
Ik vertelde over mama, over Kevin en over Papa. Over het gesprek met Ten Hove. Over mijn drang om naar het buitenland te gaan. Ik vertelde zelfs over Dominic.
En Leonard luisterde met een ernstig gezicht.
Dit was zo fijn, met Leonard!
Maar hij zou wéér weg gaan.
Leonard legde zijn hand op mijn schouder. ‘Houd je echt van Dominic?’
Ik keek hem aan, ik had het gevoel dat mijn mond openviel. Hij keek zó doordringend… ik werd er gewoon bang van.
‘Miryam, weet je het zeker? Hou je echt van hem?’
Ik slikte en voelde mijn ogen vochtig worden. ‘Ja…’ ik slikte nog een keer; ‘Ja! Ik weet het zeker!’
Leonard glimlachte. ‘En hij?’
Ik zuchtte diep. ‘Hij kent me niet eens!’
Leonard klakte met zijn tong. ‘Dat is niet zo mooi!’

Ik knikte aarzelend. ‘Miryam. Laat het hem weten – als je echt van hem houdt.’
‘Waarom?’ vroeg ik. Niet dat ik het niet tegen Dominic wilde zeggen dat ik hem leuk vond, nee, ik wilde weten wat Leonard er van vond.
Hij keek ernstig in mijn ogen. ‘Jij hebt iemand nodig die je beschermt – die van je houdt.’
‘En jullie dan? Jou heb ik ook nog, weet je nog dat je me altijd beschermde?’
‘Ja. Maar dat kan nu niet meer. Ik ga weg, Ricardo gaat weg, iedereen. Ik kán je gewoon niet meer helpen!’
Leonard stak zijn handen in de lucht en blikte een beetje wanhopig. ‘Ik kan niet eeuwig bij je blijven, begrijp je dat? Hoe graag ik het ook zou willen… het kan gewoonweg niet! Maar jij hebt iemand nodig. Jij kan het leven niet in je eentje aan.’
‘Leo… ik weet heus wel wat ik moet doen.’
‘Nee, dat weet je niet!’ hij keek bitter. ‘Ik ken jou en ik houd van jou. Maar ik kan je niet meer helpen. Ik weet dat jij het niet in je eentje kan. En ik wil niet dat je instort, hier in DTC.’
‘Het lukt wel…’ zei ik zacht.
‘Miryam, kom je naar me toe in Frankrijk? Kom je als het niet meer gaat? Beloof je dat?’
‘Ja.’ Dat wilde ik maar al te graag beloven. Met Leonard naar Frankrijk. Was er iets beters?!
‘Miryam, ik moet je nog wat vertellen. Ik ben er niet bij als Guido en Nynke vertrekken.’
Ik had het gevoel dat ik door de grond zou zakken. ‘Nee Leonard, néé!’ schreeuwde ik.

Ik beukte met mijn hand op de tafel. ‘Waarom Leo, waarom?!’
‘Ach, Miryam…’ Hij tilde me op uit mijn stoel en drukte me tegen hem aan. Hij haalde zijn hand door mijn rode haar. ‘Je wilt niet weten hoe vaak ik die vraag al heb gesteld, lief zusje,’ zei Leonard.
‘Jíj?’
‘Ja. Of dacht je dat ik zo maar alles kon? Je wilt niet weten hoe afschuwelijk ik mijn jeugd vond. Je wilt het niet weten, Yammetje! ’t Was afschuwelijk! Waarom? Tja, het is een heel logische vraag, maar ik weet het antwoord niet!’
Leonard praatte fel, zijn ogen spoten vuur. Ik had hem nog nooit zo meegemaakt. Ik werd er bang van. Hij was boos, verdrietig, alles. Nog nooit had hij zo gedaan. Altijd was hij rustig geweest en geduldig. Nooit werd hij boos.
Ik werd bang voor hem, ik wilde me losmaken uit zijn armen. Ik wilde weg. Heel ver weg.
Maar ik kon niet, Leonard klemde me tegen hem aan.
‘Weet je wel hoe het was?’ vroeg hij schor.

‘Ik heb altijd poppenkast gespeeld. Altijd. Maar nu is dat voorbij. Ik wil mezelf zijn! Ik wil niet altijd sterk zijn! Al vanaf ik heel klein was heb ik sterk moeten zijn! In Afrika. Tot m’n achtste heb ik er gewoond. Altijd sterk zijn. Toch was het een fijne tijd. Ik mocht doen wat ik wilde, ik speelde in het oerwoud en in de rivier. Dat de krokodillen gevaarlijk waren wist ik niet. Dat het riet vol met slangen zat wist ik wel, maar ik was niet bang. Ze waren er gewoon. Dat Kevin een keer gebeten is door een giftige slang en weken op bed heeft geleden, het was normáál! Ik was me niet bewust van al dat gevaarlijke om me heen. Pas toen Ricardo…’
Leonard slikte. ‘Leo…’ fluisterde ik. ‘Nee, Yam, ik moet dit vertellen. Ik wil niet dat jij net zo word als ik. Blijf jezelf!’
‘Maar…’ wierp ik tegen. Had ik Leonard niet altijd bewondert? Was hij niet altijd mijn grote broer geweest die me beschermde? Waarom wilde hij dan dat ik mezelf bleef? Zoals ik nu was, was ik een persoon die snel boos werd en snel verdrietig, iemand die zich vaak alleen voelde en die naar liefde hunkerde. Wilde hij dat ik mezelf bleef?
Ik begreep het niet meer.

Leonard ging verder. ‘Ricardo werd een keer meegesleurd door de sterke stroming in de rivier. En ik moest op hem passen. Het was mijn schuld dat hij werd meegetrokken. Ik kon hem nergens vinden. Ik dacht dat hij dood was. Ik durfde niet naar huis te gaan en heb een paar nachten in het woud geslapen. Ik heb dieren gezien toen, waarvan ik normaal dacht: kijk, een wild dier, een slang! Maar die dagen werd ik alleen maar bang. De dieren werden afschuwelijke beesten, het waren niet meer de dieren uit kleuterboekjes. Het werden verschrikkelijke, roofzuchtige beesten. En ik durfde niet meer naar huis. Het was immers mijn schuld geweest dat Ricardo nu dood was!’

Verbaasd luisterde ik naar zijn verhaal. Ricardo dood?
Ik had geen tijd om verder te denken, want Leonard praatte al weer door. ‘Het was Sunday die me vond.’
‘Sunday? Wie is dat? Wat is dat voor vreemde naam?’
‘In Afrika is het een normale naam, Yammetje. Het was een helper in ons huis, een soort van bediende. Hij was geloof ik de tuinman. Een man van een jaar of veertig.’
‘Oh…’ hadden mijn ouders in Afrika een bediende gehad?
‘In ieder geval, hij vond me, daar in dat woud. Hij wilde me thuis brengen, maar ik durfde niet. Ik wilde niet naar huis. Ik dacht dat papa en mama me zouden haten. Sunday kon me niet op andere gedachten. Ook als was ik halfziek door het leven in dat woud, ik wilde niet naar huis. Uiteindelijk had hij me op mijn rug getild en me mee genomen naar zijn huis. Ik heb een paar dagen bij hem gelogeerd.’
‘Bij een Afrikaan?’ mijn mond viel open. ‘Heb jij bij een Afrikaan gelogeerd?’
‘Ja. Het was een aardige man. Ik speelde altijd met zijn zoon Marcus. Trouwens, het was daar wel druk. Zijn hele familie woonde in een klein huisje. Nou ja, na een paar dagen heeft hij me naar huis gebracht. Je wilt niet weten hoe ik geschreeuwd heb, hoe ik geslagen heb, Yam.’ Leonards stem klonk bitter en moe.

‘Ik was vreselijk driftig. Had je niet verwacht, hè, van mij? Nou, ik heb goed laten weten dat ik niet naar huis wilde. Toch heeft Sunday me thuis gekregen. Afschuwelijk is dat, als kleine jongen thuis komen waar ouders op je wachten die vreselijk boos zijn. Boos, omdat jij niet op je broertje hebt gelet zodat hij overleden is. Ik kwam thuis, maar papa was er niet. Mama zag me het eerst en ze was inderdaad heel boos op me. Omdat ik niet op Ricardo had gelegd. Ik vluchtte weg van haar, terwijl Sunday haar probeerde te kalmeren. Ik rende naar binnen en…’
Leonard slikt. ‘ – een schok. Het staat in mijn geheugen gegrift. Nooit, nooit meer zal het uit mijn geheugen verwijderd worden. Het zal er altijd blijven. Het afschuwelijkste, pijnlijke moment in mijn leven. Maar aan de andere kant was het ook het mooiste moment van mijn leven…’
‘Wat was er dan?’ vroeg ik.

Leonard hoorde me niet. Hij was ver weg met zijn gedachten. Hij staarde naar buiten en draaide zijn beker koffie om en om in zijn hand.
‘Ik kwam binnenrennen, doodsbang. En toen zag ik hem. Ricardo. Hij was in de kamer aan het spelen. Ik weet nog hoe een schok door mijn lijf ging – hij leefde nog! Ik dacht dat hij een geest was, ik weet niet wat. Want dit kon niet. Ricardo was verdronken in de rivier of opgegeten door de krokodillen. Hij kón gewoonweg niet hier zitten, hier in de kamer!’
Ik werd bang. Dacht Leonard nou dat hij weer in de kamer was in Afrika?
Wat moest ik doen? Ik wist het niet en luisterde alleen.
‘Toen kwam Kevin.’ Leonard balde zijn vuisten. ‘Ach, Miryam, Kevin was toen al helemaal verdorven door mama. Hij was een jongen van, eens kijken, twaalf jaar oud. Vanaf het begin had hij niet goed met mama overweg gekund en hij was vreselijk veranderd, dóór haar. Hij was een kleine jongen, fel, snel driftig en heel alleen. Maar ten diepste was hij eigenlijk alleen maar verdrietig. Zo verdrietig dat hij niet meer wist wat hij deed. Hij moest zich altijd afreageren – en dat begrijp ik best. Alleen deed hij het altijd bij de verkeerde persoon.

In ieder geval, dier keer was het Ricardo. En die was toen een jaar of zes. Kevin begon met hem te ruziën en hem te pesten, hij ging vechten. Dat was het punt in mijn leven waarop ik veranderde. Ik stond op een driesprong. En ik wist niet waar ik heen moest. Achter me slingerde een weg die ik niet meer kon inslaan – ik kwam er vandaan. Er waren twee keuzes. Óf ik hielp Ricardo, óf niet. Ik voelde me schuldig tegenover Ric door dat gebeuren bij de rivier. Maar ik wilde ook niet schijnheilig lijken door hem nu opeens te helpen, terwijl ik hem in de steek gelaten had bij de rivier. Ik voelde me afschuwelijk. Ik was bang en het was alsof ik op een wip stond. Liefde versus haat. Bij de liefde zakte hij door. Ik hielp Ric en sindsdien veranderde mijn hele leven. Ik was geduldig en hielp iedereen. Ik beschermde iedereen – tenminste, dat probeerde ik. Ik wilde vooral jou beschermen. Jij was mijn kleine zusje en ik had een soort plichtsgevoel tegenover jou. Ik wilde je beschermen tegen Kevin. Mijn hele leven heb ik dat gedaan, als een soort boetedoening van wat er met Ric bij de rivier gebeurd was. Yam, sinds die keuze heb ik poppenkast gespeeld. 14 jaar lang!
Dáárom wilde ik steeds naar het buitenland. Het was een drang, diep van binnenuit. Ik wilde mezelf vinden. Daarom maakte ik die wereldreis. Om erachter te komen wie ik nou eigenlijk was…

weet je, als je je hele leven je anders hebt voorgedaan dan je eigenlijk bent, weet je niet meer wie je nou eigenlijk bent. Ik wilde buiten de muren van Nederland kijken. Ik wilde weten hoe mensen in andere landen leefden. Maar mezelf vond ik niet. Daarom ging ik steeds verder reizen, steeds verder en verder. Alleen maar om mezelf terug te vinden. Daarom, Miryam, blijf altijd jezelf.
Maar weet, lieve Yam, sinds ik op die driesprong stond, sinds ik heen en weer geslingerd werd in twijfel en ik mijn keuze maakte, weet ik het. De liefde overwint altijd. Hoor je me, Yammetje? Echte liefde overwint altijd! Als je echt van Dominic houd, zul je overwinnen. Vecht voor je leven, schat.’
Ik zat met mijn hoofd in mijn handen en probeerde alle informatie die binnenkwam te ordenen. Het lukte niet – waarom leek taal niet op wiskunde? Waarom vielen de woorden niet op hun plek in mijn hoofd?
Waarom was taal, waarom waren woorden zo veel moeilijker dan gewone wiskundeopgaven? Wiskunde was zo simpel. De cijfers en letters vonden vanzelf hun goede plek in mijn hersenen. Binnen no-time had ik altijd de oplossing. Dit was zoiets heel anders. De woorden zweefden door mijn hoofd, maar vonden hun plek niet. Ik raakte bijna in paniek – waarom gebeurde niet alles volgens de wiskundige formules, zoals anders?

Met een schok besefte ik dat dit was wat Leonard bedoelde. Jezelf kwijt zijn. Je hebt jezelf wel, je hebt je karakter, maar je kunt het niet plaatsen. Alles zweeft rond en je kunt er niet bij komen.
Langzaam liet ik Leonards verhaal weer langskomen, als een zwaar vertraagde film.
Heel langzaam begon zijn verhaal in me door te dringen.
‘Raak jezelf niet kwijt!’ het dreunde in mijn hoofd als de woorden die Ten Hove had uitgesproken: ‘Je lijkt op Kevin!’
De twee zinnen waren van mensen die ik beschouwde als slim en beschermend tegenover mij. Toch leek het niet te passen. De twee zinnen stonden tegenover elkaar, er klopte iets niet in.
Ik lijk op Kevin… maar ik mag mezelf niet kwijtraken! Hoe kon dat? Dacht ik vertwijfeld. Iets in deze twee zinnen was fout. Iets was helemaal verkeerd gegaan. Maar wat?
Waren het de woorden van Ten Hove die niet klopten of had Leonard gelogen…?
Toen ik mijn hoofd ophief zag ik dat Leonard verdwenen was.
Verdwaasd bleef ik achter.



Ik lachte naar Elvira. ‘Hoi schatje! Kom eens!’
Elvi kwam aanrennen en sloot haar armpjes om mijn been. Ik maakte haar handjes los en tilde haar op. ‘Hoe gaat het met jou?’ vroeg ik, terwijl ik haar tegen me aandrukte.
‘Goed!’ zei ze triomfantelijk.
‘Waar is mama?’
‘Mama da!’ ze wees met haar vingertje naar de slaapkamer van Guido en Nynke.
Ik vond haar zo schattig. Vooral nu ze ging leren praten. Elke dag leerde ze nieuwe woordjes. Ik streelde haar rode plukjes, dat de laatste tijd zo hard was gegroeid dat Nynke er staartjes in kon maken. ‘Elvi heeft mooie staartjes!’ zei ik.
‘Uit!’ zei Elvira, en ze trok aan het elastiekje.
‘Nee joh, niet doen!’ ik duwde haar handje weg. ‘Niet er uit halen!’
‘Uit!’ herhaalde ze. Ze kreeg het elastiekje schuin achter haar oor te pakken en gooide hem op de grond. ‘Da!’
‘Gekkie!’ grinnikte ik. ‘Moet je niet weggooien!’
Ik pakte het elastiekje van de grond en bond hem weer om haar haren. ‘Kom, dan gaan we naar mama.’

Met Elvira op de arm liep ik naar de slaapkamerdeur. ‘Nynke?’
‘Ben jij dat, Miryam?’ hoorde ik haar zeggen.
‘Ja,’ zei ik, en zette Elvi op de grond. Elvira opende de deur – ze kon er net bij.
Nynke was bezig Sam aan te kleden.
‘Tillen!’ beval Elvi, dus pakte ik haar lachend op. ‘Jij bent best wel eigenwijs,’ zei ik.
‘En kattig,’ vulde Nynke aan. ‘Toch Sam?’
‘Sjam!’ zei Elvira.
‘Néé Elvi, niet Sjam, maar Sam!’
‘Sjam!’ herhaalde Elvi weer. ‘Ze leert het nooit!’ zei Nynke hoofdschuddend. ‘Zeg, komt pa vandaag thuis?’
‘Ja, hij kan elk moment komen.’
‘Leuk.’
Nynke pakte Sam op en zette hem op de grond. Direct kroop hij richting de deur.
‘Sjam, Sjam!’ riep Elvira. Ze trappelde met haar voetjes en ik zette haar op de grond.
‘Ga maar naar Sam,’ zei ik. Ik kon me niet voorstellen hoe het over een poosje zou zijn – als Guido en Nynke in Kenia zaten. Stel je voor, deze twee kleine schatten weg!
Ergens in Afrika…

Het herinnerde me weer aan Leonards relaas. Arme jongen. Wat moet hij zich vreselijk alleen gevoeld hebben, daar in Afrika!
En toch hield hij van Afrika…
Ik had hem een paar maanden zelfs horen praten over het idee om een bedrijf in Ghana op te richten.
Hoofdschuddend liep ik de slaapkamer uit. Wat een rare familie waren we toch!
Ik hoorde een deur openslaan en kort daarna stampende voetjes.
Het was Gilan, op zijn klompjes.
Het zag er lief uit, zo’n jochie van vier jaar op miniklompjes. Overall aan, rode haardos erboven. Net een echte boer!
Ik ving hem op in mijn armen.
‘Miryam, Miryam!’ riep hij. ‘Opa is er!’
Het duurde even voor het tot me doordrong dat die opa mijn vader was.
Ik slaakte een blijde kreet.
Papa was er!
Ik zette Gilan op de grond en rende naar buiten, de vreselijke kou trotserend.
Midden op de oprit hield ik stil. Hij was er.
De auto stond bij de carport en papa stapte eruit.

In een seconde maakten we oogcontact.
Langzaam gleed een brede grijns over mijn gezicht. ‘Papa!’
Ik rende naar hem toe en hij ving me op. ‘Hoi Mir!’ zei hij vrolijk. ‘Hoe gaat het met jou?’
‘Goed!’ zei ik.
‘Echt waar?’
‘Serieus! ’t Gaat prima!’
‘Mooi zo.’ Papa ritste zijn jas wat verder dicht. ‘Wat is het hier vreselijk koud!’
‘Ja,’ reageerde ik. ‘Daar in China was het zeker lekker warm?’
‘Nou ja, lekker warm… vijftien tot twintig graden.’
‘Dat is toch lekker warm?’ vond ik. ‘’t Is hier hard aan het vriezen!’
‘Je hebt gelijk,’ zei mijn vader.
‘Was het leuk in China?’
‘Ja, hoewel… de steden en zo waren heel mooi, mijn vrije tijd was ook goed te doen, maar al die vergaderingen… langzamerhand kwamen ze me de neus uit!’
‘Ik zou me niet vervelen, hoor!’ zei ik.

‘Oh nee? Die vergaderingen zijn echt heel saai, hoor!’ vond mijn vader.
Ik grinnikte. ‘D’r zijn toch heel veel buitenlanders? Ik zou gewoon al die chinezen gaan bestuderen. En die Japanners en die Duitsers en die Mexicanen… weet ik veel. Dat is toch prachtig, een Duitser naast een Chinees!’
Papa lachte hard. ‘Denk je dat ik zo maar naar al die mensen kan gaan staren? Nee joh, je moet er echt de hele tijd met je gedachten bij zijn. Maar een beetje gelijk heb je wel. Er was inderdaad een Peruaan die een Chinese vader had. Dat zag er op zich best wel leuk uit…!’
Ik stelde me de Peruaan voor. Een beetje gelige huid, maar toch ook weer bruin. Een klein beetje spleetogen en op zijn hoofd zo’n grote Sombrero.
Alleen het idee al!
‘Maar ’t was dus saai?’
‘Zo zou je het kunnen noemen, ja,’ knikte mijn vader.
‘Waarom kwam je dan niet eerder thuis?’
Hij lachte en kneep me in de schouder. ‘Meisje, ik moet toch werken! Dan kun je echt niet doen waar je zin in hebt…’
Ik glimlachte, natuurlijk begreep ik dat wel, maar ik wilde gewoon een beetje tegendraads zijn. Daarom wilde ik ook reizen. De hele wereld over, kunnen zeggen dat je in de mooiste steden van de aarde bent geweest en de prachtigste natuur hebt gezien. Je leeft immers maar één keer op deze aarde.

Ik gruwde bij de gedachte om de hele dag in een kantoortje te zitten of om huisvrouw te zijn en niks van de wereld te zien. Vreselijk! Het was gewoon onmogelijk om het voor te stellen, maar ja, ik was ook in een gezin opgegroeid waarin reizen normaal was.
Ik pakte een tas over van papa en droeg hem naar binnen. Achter me aan kwam mijn vader met een grote koffer.
Ik voelde me diepgelukkig. Mijn vader was thuis. Nu zou alles veranderen.
Niet meer die vreselijke Kevin in huis.
Geen boze moeder meer.
Het enige wat nog pijn deed, waren mijn broers die zouden vertrekken.

Om half acht belde Nynke op. ‘Ha Miryam! Heb je vanavond club?’
‘Eh…’ ik aarzelde en ging de mogelijkheden in mijn hoofd na. Misschien was er club bij Evan, had Mark gezegd. Of misschien wel bij Linde…
Ik besefte dat ik nog geen mailtje had gehad of iets dergelijks, dus dat we wel geen club zouden hebben.

‘Nee,’ zei ik. ‘Wat is er dan?’
‘Kun je vanavond oppassen? Guido en ik moeten naar meneer Vriese, je weet wel…’
‘…van Kenia,’ vulde ik aan. ‘Precies. Wil je dat doen?’
‘Ja hoor!’ zei ik enthousiast.
‘Alleen als je echt zin hebt, hoor, het hoeft niet perse…’
‘Tuurlijk kom ik!’ zei ik.
Nynke klonk opgelucht. ‘Nou, dankjewel! Kom je om acht uur?’
‘Ja, ik kom!’

‘Heb je vanavond club?’ vroeg mijn vader toen ik de telefoon had neergelegd. ‘Nee,’ antwoordde ik, ‘maar ik moet oppassen bij Guido en Nynke.’
‘Oh,’ zei papa. ‘Eigenlijk wilde ik wat foto’s laten zien op de pc over China en zo, maar…’
‘Ach, dat kan ook wel een andere keer,’ meende ik.
‘Ja, dat is zo. Wacht, morgen met oudjaar komt oma. Dan kun je wel meekijken, want die wil waarschijnlijk ook wel weten wat haar zoon allemaal in China heeft gedaan,’ zei papa met zijn hoofd een beet je schuin.
Ik lachte. ‘Man, je doet net alsof je nooit weg bent! Je bent zo vaak op reis!’
‘Ja, maar dit was wel heel lang…’ verzuchtte papa.
‘Dat is zo,’ zei ik. Ik liep naar de keuken en haalde de snoeppot te voorschijn. Ik gooide een paar dropjes in mijn mond – mooi zo, ze waren zout.
Toen ik me omdraaide zag ik mijn vader me aandachtig aankijken.
‘Wat is er?’ vroeg ik verbaasd.
‘Heb je wat met je voet?’ stelde hij een wedervraag.
‘Ja,’ zei ik. ‘Ik heb mijn enkelband gescheurd met gym.’
‘Echt? En dat vertel je nu pas? Zit je in het gips?’
‘Nee joh!’ lachte ik. ‘Anders had ik hier niet zo gelopen!’

‘Dat is zo,’ zei papa. ‘Is het wel verbonden? Hoe komt het trouwens?’
En ik vertelde voor de zoveelste keer het verhaal. Papa luisterde aandachtig.
‘Tjonge,’ zei hij. Hij keek mama eens aan die ook in de kamer zat. Ik zag hoe mama verbaasd van papa naar mij keek.
Ik merkte dat papa ook had gemerkt dat mama zo verbaasd keek. ‘Wat is er?’
‘Zou er wat moeten zijn?’ zei mama zo neutraal mogelijk.
‘Je keek zo verbaasd toen Miryam vertelde dat ze een gescheurde enkelband had!’ Papa boog zich dichter naar mama toe. ‘Je gaat toch niet vertellen dat je dat niet wist, hè!’
Ik liep de kamer uit. Ik wilde niet bij zulke discussies zijn. Ze liepen toch alleen maar uit op ruzies. Dan ging ik wel vast naar Nynke toe.
In de gang kwam ik Leonard tegen.
‘Ah, petite soeur!’
Ik lachte. ‘Ga je vast oefenen voor Frankrijk, grand frérè?’
‘Vas-tu où?’
‘À Guido et Nynke,’ lachte ik. ‘Ja, ik kan ook wel Frans, hoor! Afgezien van meneer Schot…!’
‘Ah, vas-tu regarder sur les enfants[i/]?’
‘Je ne comprends pas!’ zei ik. Leonard praatte veel te snel!

‘Tu…’ hij wees op mij. ‘Ja, ik,’ zei ik.
‘Tu regarde,’ hij maakte een gebaar met zijn vingers en wees op zijn ogen, ‘sur les enfants?’
Oh, nu snapte ik het. Of ik ging oppassen op de kinderen!
‘Ja,’ antwoordde ik. ‘Eh… oui!’
Leonard sloeg me op mijn schouder. ‘Ga zo door, zusje, je komt er wel!’
Ik lachte en pakte mijn jas. ‘Ik ga, hoor!’
Ik opende de deur en een ijzige wind kwam me tegemoet. Br, wat was het koud. Ik haastte me door de kou naar het huis van mijn oudste broer. Binnen zat Guido aan tafel achter zijn laptop.
‘Ha Miryam,’ zei hij toen hij me zag. ‘Fijn dat je er bent!’
Ik knikte en plofte neer op de bank. ‘Wil je Nynke even roepen?’ vroeg Guido. ‘Ze is buiten, bij de paarden.’
‘Ja,’ zei ik. ‘Wat gaan jullie eigenlijk met de paarden doen als jullie naar Kenia gaan?’
‘Die gaan we verkopen,’ antwoordde Guido.
‘Hè, jammer,’ zei ik.


Guido keek op. ‘Je mag ze wel overnemen, hoor! Paarden zijn spotgoedkoop.’
‘Ja ja,’ grinnikte ik en liep naar de buitendeur. Ik stak mijn hoofd om de hoek en zag dat het licht aan was in de stallen.
‘Nynke!’ riep ik. Ze reageerde niet, dus riep ik nog een keer en dit keer wat harder. ‘Nynke!’
‘Ja?’ klonk er uit de stallen.
‘Guido is klaar!’ riep ik.
‘Ik kom eraan!’
Ik sprong gauw weer naar binnen en sloot de deur. Het was echt koud!
Even later stond ik voor het raam te kijken naar de rode achterlichten van Guido’s auto die in het donker fel oplichtten. ‘Doei…’ fluisterde ik zacht.
Ik zette mijn handen tegen het raam – koud. Ik leunde voorover en liet mijn voorhoofd tegen het koude raam rusten. Hier stond ik dan. Sam, Elvira en Gilan. Wanneer zou ik ze weer zien als ze weggingen over twee maanden?
Misschien duurde het wel een jaar.
Ik had het gevoel dat mijn handen bevroren, zo koud was het. Toch bleef ik staan. Ik voelde pijn in mijn hart en wilde die ook aan de buitenkant voelen. Ik vond het gemeen als mijn hart dit allemaal moest klaren. Nee, dan moest de rest van mijn lichaam ook maar meevoelen in de pijn.

Plotseling spitste ik mijn oren. Wat hoorde ik daar?
Het was een ijl geluidje – en ging over op een zacht gehuil. Sam!
Ik wist niet hoe gauw ik me naar de slaapkamer moest begeven. Ik opende de deur en keek om het hoekje. In het witte ledikantje lag Sam op zijn rug met zijn ogen wijd open.
‘Hé Sam!’ fluisterde ik. Ik pakte hem uit bed en drukte hem dicht tegen me aan. Hij had alleen een kort broekje aan en een hemd. Zijn armpjes en beentjes waren heerlijk heet en glad. Hij rook echt naar baby.
Ik sloeg mijn handen om zijn lijfje en streelde zijn rode haartjes. Er ging een trilling door hem heen. ‘Ach, ik weet het al,’ zei ik. ‘Ik ben koud, hè? Tja, ik ben net tegen het raam gaan staan…’
Toen pas zag ik het komische van de situatie in. Wie ging er nou tegen een raam aan staan om pijn te hebben?
En nou moest die kleine Sam er onder lijden!
Ik tilde hem wat hoger op mijn schouder en liep naar de kamer. Op de tafel stond Nynkes laptop. Ik liep er heen en klapte hem open. Zo, eens lekker een film gaan kijken.


Even later hing ik languit op de bank met het scherm van de laptop voor mijn neus. Sam hing tegen me aan en kroop even later weg. Hij klom over mijn benen en liet zich aan de andere kant naar beneden vallen. ‘Hé gekkerd,’ zei ik tegen hem. Hij lachte en maakte rare geluiden. In het licht van de schemerlamp zag hij er betoverend uit, met zijn rode haar recht omhoog.
Wat was het toch een lief jongetje… en nu gaat hij naar Kenia!
Een half uur later voelde ik mijn buik knorren. Liet ik maar wat te eten halen. Ik zette Sam op de bank en kwam overeind. In de keuken trok ik de kast open.
Ik mocht alles nemen, had Guido me gezegd. Tja. Ik greep een stoel en keek in de bovenste zakjes. Ha, chips!
Ik haalde de zak te voorschijn en zette de stoel terug. Hier had ik nou zin in.
Het was nog een gepruts om te eten, want Sam klom de hele tijd op mijn schoot en wilde ook chips eten. Ik was bang dat hij zich er dan in zou verslikken, want hij was nog geen jaar oud. Steeds hield ik de zak voor zijn neus weg.
Tenslotte kwam ik tot de conclusie dat dit niet ging werken. Ik stond op en bracht Sam maar weer naar bed. Hij was toch heel moe. Hij ging direct liggen en huilde niet eens. Mooi zo, vond ik. Nu kon ik eindelijk rustig op de bank liggen.



Ik slaakte een diepe zucht toen de film af was. Tjoh. Die was spannend. Ik rekte me flink uit en keek in het hoekje van het beeldscherm om te kijken hoe laat het was. Half twaalf?
Guido en Nynke zouden twaalf uur ongeveer thuis komen. Dan had ik nog een half uur. Ik gaapte. Pf, ik was best moe. Ik zette de laptop op de tafel en liep naar de slaapkamer. Zachtjes, om Sam niet wakker te maken, liep ik in het donker naar het grote bed. Ik tilde de dekens op en kroop erin. Lekker warm.
Heerlijk, zo’n breed bed. Dat zou ik ook wel willen op mijn kamertje! Ik kon hier gewoon helemaal overdwars liggen…
Ik duwde met mijn vuist een holletje in het kussen en liet mijn hoofd erin zakken. Stel je voor, later, zo’n bed…
Als vanzelf gleden mijn gedachten naar Dominic. Hoe kon het anders?
Stel je voor. Dominic en ik…
Ik sloot mijn ogen en direct zag ik het profiel van zijn hoofd voor me. Zijn donkere haar, een beetje verward, een beetje omhoog staand…
Zijn donkere ogen die serieus de wereld in keken, maar toch ook weer iets dromerigs hadden. Zijn mond, waar als hij lachte kuiltjes naast kwamen.
Zijn handen in zijn zakken, zijn nonchalante lopen…
Langzaam zakte ik weg in een lichte droom, vergezeld door zachte geluidjes van Sam die weer wakker was geworden.



Ik bukte en hield mijn handen beschermend tegen mijn hoofd. Tussen mijn vingers door gluurde ik naar zijn ogen. Ze straalden vuur naar me uit en ik kromp in elkaar.
Ik wilde schreeuwen – heel hard, ‘Nee!’, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Mijn lippen waren droog en ik likte erover met mijn tong. Ik proefde de bittere smaak van bloed.
Zijn handen daalden op me neer. Zijn handen pijnigden me. Ze sloegen me waar ze me raken kon. Toen ik weer opkeek stonden er heel veel mensen om me heen. Jasmijn, Laure. Mark en Jess. Linde! Waarom hielpen ze me niet?
Zijn gezicht kwam dichterbij. Zijn rode haar werd donkerder, zijn grijze ogen werden diepzwart. De sproeten rond zijn neus werden zwarter. Zijn handen roffelden op mijn hoofd, mijn armen en de rest van mijn lichaam.
Toen was daar de stem. ‘Nu is het genoeg.’
Twee sterke armen hielden me vast en ik rook de geur van Leonard. Langzaam opende ik mijn ogen. Ik keek recht in de donkere ogen van Leonard. Ze staarden me aan vol liefde.
Toen begon heel plotseling zijn gezicht te vervagen, het werd waziger en de vertrouwde trekken van zijn gezicht begonnen te golven tot een donkere massa.
Mijn lichaam deed pijn, van top tot teen. Geen een plekje was behouden van die vreselijke pijnen. Iets warms gleed langs mijn voorhoofd over mijn wang naar beneden. Ik was te zwak om te voelen wat het was.


Toen voelde ik hoe de armen om mij heen me steviger vast pakten en mij tegen hem aandrukte. Leonards geur zweefde weg en maakte plaats voor een andere, een sterkere.
De golven van zijn gezicht leken hun plek weer te vinden en smolten samen tot het gezicht van een ander. Het was Dominic die me vast hield. Mijn hoofd was zwaar – zwaar – zwaar…
Langzaam viel ik tegen zijn borst. Zijn vingers gleden over mijn voorhoofd en ik zag zijn vingers. Donkerrood. Dikke, rode vloeistof droop van zijn vingers.
Om zijn mond kroop een glimlachje.
Toen voelde ik de vuist op mijn hoofd neerkomen. Dominics gezicht grijnsde vals – maar veranderde voor de tweede keer.
Kevin.
Ik wilde schreeuwen, maar ik was zo moe – moe – moe…
‘Miryam!’ de kreet klonk rauw in mijn oren. Ik dook in elkaar… ‘Nee!’
Waarom deed mijn mond het nu weer?


Ik wilde ademhalen, maar er kwam geen lucht door mijn keel. Ik opende mijn mond, wilde dat de zuurstof in mijn mond zou stromen.
Ik kreeg geen adem – benauwd! Het kloppen van mijn hart klonk van ver weg en dof. Het kloppen van mijn hoofd werd erger. Ik kon niet meer nadenken… pijn!
‘Miryam!’ Iemand schudde me door elkaar en ik dook nog dieper ineen. ‘Nee, nee, nee!’ fluisterde ik met hete lippen, terwijl ik mijn handen weer beschermend om mijn hoofd vouwde. Om me heen klonken zachte geluidjes – klein, geruststellend en zwevend.
De lucht stroomde mijn keel in en piepend haalde ik adem. Met volle teugen genoot ik van de lucht die mijn lichaam doorstroomde.
Hijgend deed ik mijn ogen open.




Ik keek in het vertrouwde gezicht van Guido. Hij keek me bezorgd aan. ‘Wat is er, Miryam?’
‘Niets…’ was mijn zachte antwoord. Ik probeerde me te oriënteren. Nog steeds zweefden er zachte geluiden mijn oren binnen. Ik draaide mijn hoofd om en zag het gezichtje van Sam. Zijn oogjes waren wijd open en zijn lipjes trilden.
Guido tilde me op. ‘Miryam, ik breng je naar huis.’




Sloffend liep ik mijn kamer in. Ik was op. Doodmoe.
Er ging een rilling over mijn rug toen ik de lamp aan deed. Die schaduw in de hoek… ik schudde wild mijn hoofd. Ik moest niet zo belachelijk doen.
Ik haalde mijn hand door mijn haar en keek vanuit mijn ooghoeken naar de donkere schaduw. Zie je wel. Niets aan de hand.
Toch was er iets verandert. Langzaam liet ik mijn ogen door mijn kamer glijden. Waardoor kwam het dat ik me niet op mijn gemak voelde?
Wat zorgde er voor dat er koude rillingen over mijn rug gleden?
Wat was er aan de hand?
Er was iets verandert, ik voelde het diep in me, maar ik wist niet wat. Of was het alleen maar die valse grijns van Dominic?
Ik liet mijn hoofd tegen de deur leunen. Met afschuw zag ik het spinnenweb in de hoek van mijn kamer.
Waarom haalde mijn moeder dat niet weg?
Mijn hart begon sneller te kloppen.
Daar was die kleur weer. Die donkerrode kleur.
Ik drukte mijn handen tegen mijn buik en probeerde het kotsgevoel te negeren. Heel langzaam sloot ik mijn ogen. Er was helemaal niets aan de hand.
Of wel, er was iets met mij aan de hand. Ik was gek aan het worden.

Ik zag weer zijn grote hand met de slanke vingers. Bleek. Rode druppels die er af gleden. Zijn blik die mijn ogen vasthielden. Zijn ogen die me benauwden, me angstig maakten. Zijn ogen die me betoverden.
Donkerrood als bloed.
Ik hijgde. Ik verplaatste mijn handen naar mijn borst om… ja, om wat?
Om die vreselijke angst uit mijn lijf te duwen?
Om mijn hart tot bedaren te brengen?
Om lucht in mijn hart te pompen, zodat ik verder kon leven?
Ik wilde niets liever. Verder leven, net zoals altijd.
Ik opende mijn ogen en mijn kamer met het vertrouwde interieur begon voor mijn ogen te zweven. Het donkerrode begon uit elkaar te vallen.
Mijn kamer werd één grote duisternis en de rode druppels lichtten er in op als sterren tegen een zwarte lucht.

De druppels stroomden eerst tergend langzaam – maar steeds sneller.
Ik kreeg helemaal geen adem meer en mijn hoofd begon zwaar te worden. Of hield ik gewoon mijn adem in van angst?
Ik wist het niet.
Plotseling ontsnapte een ijselijke kreet mijn mond.
Het zweet brak me uit. Ik stak mijn handen vooruit om het kwade af te wenden dat komen zou.
Alsof ik dat ooit zou kunnen.
Ik duwde mijn rug dichter tegen de deur aan. Waarom zat de deur dicht? Dacht ik paniekerig. Waarom kon ik niet wegrennen voor die donkerrode, bittere druppels?
Mijn benen waren zwaar en machteloos moest ik toezien hoe de druppels aan elkaar gingen kleven en vermenigvuldigden.
De stroom werd breder en ging nog harder stromen.
Het werd een kolkende rivier van bloed die me overspoelde.

Mijn voeten waren nog steeds zo zwaar als twee blokken beton – nee, lood.
De twee handen tilden me in een oogwenk om, alsof ik een kleine baby was. De persoon achter me moest wel heel sterk zijn, wilde hij die twee blokken lood tillen alsof het niets was.
Een bodybuilder. Of een monster. Een helper van dat afschuwelijke rooie bloed.
De twee handen draaiden me om en even zag ik helemaal niets.
Alleen twee blanke handen.
Twee handen. Toverij. Bang.


Toen zag ik het gezicht. Die vuile lach. De lach van Dominic. Ik sloot mijn ogen en zakte in elkaar. Mijn wereld stortte in elkaar.
Ik stortte in elkaar. Alles.
En het kon me niets meer schelen. Tegen mijn rug klotste het bloed alsof ik weer in Pasqyra was, met mijn buik tegen de pier aangedrukt, het zoute water klotsend tegen mijn rug.
Daar was het blauw geweest. Heel helder blauw met hoge schuimkoppen. Hier was er alleen bloed.
De persoon die Dominic was, tilde me op in zijn armen. Ik wilde me losmaken, schreeuwen. Ik wilde niet bij Dominic zijn. Niet bij die valse lach van hem. Niet hij, die leugenaar.
Dominic droeg me ergens heen en het lopen leek eindeloos lang te duren.
Geheel onverwacht stond hij stil en ik zakte in een diepe afgrond. Niet zwart, maar roze. Niet hard, maar zacht. En ik werd naar binnen gezogen. Alle pijn verdween en het was heerlijk om in die zachte massa naar beneden te zakken.
Wolken waren het. Vast.
De zachte, wit roze wolken maakten me loom en moe.

‘Miryam.’ De smekende stem klonk van ver weg. ‘Miryam, wat is er met je aan de hand?!’
Ik zweeg en probeerde te genieten van het lome gevoel waar mijn lichaam zich aan overgaf. De woorden die ik zojuist gehoord had, zweefden weg als blaadjes op de wind als het herfst was.
‘Miryam, in vredesnaam, zeg iets!’ de stem klonk paniekerig. Ik wilde mijn handen over mijn oren leggen zodat ik die stem niet zou horen. Ik wilde niet antwoorden. Het enige wat ik wilde was meegevoerd worden door de stroming van een rustige rivier. Een blauwe rivier, dit keer. Blauw, net als in Pasqyra. Pasqyra. Spiegel.
Ja! Ik zag mezelf van alle kanten in de helderblauwe rivier gespiegeld. Dit moest het zijn. Dit was het, Pasqyra. Spiegel.
Een harde klap op de zijkant van mijn hoofd maakte dat ik weer in de werkelijkheid belandde. Het was donker.
De vuile lach van Dominic. Was die er ook weer?
Ik knarste met mijn tanden. Niet Dominic. Niet Dominic die zo gemeen lachte, niet Dominic die mijn bloed aan zijn vingers had.
Ergens zweefde een gezicht, omlijst met blonde krullen. Een hete rilling gleed over mijn rug. Stan.
Ik knipperde met mijn ogen. Vaag zag ik de contouren van het gezicht boven me. Langzaam begon ik de contouren te herkennen en ik kwam overeind.
‘Leonard?’


Ik hoorde hem diep zuchten. ‘Gelukkig. Je bent er weer. Wat was er met je aan de hand?’
Ik knipperde weer en dacht na. Wat was er gebeurd? Ik keek om me heen en onderscheidde wat meubels. Ik was in de woonkamer. Maar ik was toch juist naar mijn slaapkamer gegaan?
Hoe kwam ik hier?
Ik richtte me tot Leonard. Ik zag hoe er zweet op zijn voorhoofd parelde. Hij had een bange trek over zijn gezicht.
‘Hoe kom ik hier?’ vroeg ik zacht fluisterend.
Leonard schudde me door elkaar. ‘Miryam, wat heb je gedaan, wat is er aan de hand, Miryam, ik was vreselijk bang!’
De stortvloed van woorden overviel me. Hij was echt bang, besefte ik. Maar hoe kon ik hem vertellen wat er gebeurd was als ik het zelf niet eens wist?
Ik sloot een seconde mijn ogen. ‘Ik weet het niet.’
‘Weet je het niet? Yammetje, je schreeuwde alsof je vermoord werd!’ zijn stem klonk verontwaardigd. ‘Ik wil je helpen, snap dat dan!’
Ik schrok en keek hem een beetje bang aan. Ik had hem eigenlijk nog nooit boos gezien. En nog nooit zo dwingend als nu.

Hij kalmeerde een beetje en streelde mijn voorhoofd, zodat ik wat rustiger werd. ‘Het spijt me, yam. Ik had niet zo moeten schreeuwen – maar…’
‘Maar?’
‘Ik was gewoon even heel bang,’ zei hij. ‘Herinner je je wel wat? Vertel maar gewoon alles wat je weet.’
Ik knikte en dacht even na. ‘Bloed…’ fluisterde ik. ‘Er zat bloed op mijn voorhoofd. En Dominic…’ ik wist het niet meer. Dominic had er mee te maken. Maar wat was er gebeurd?
Ik dacht dat Leonard mijn hersens wel zou horen kraken. ‘Dominic had zo’n valse lach… een vos. Aan zijn vingers zat mijn bloed en lachte maar… en dat bloed…’ Ja, wat was er mee aan de hand geweest?
Plotseling wist ik het weer. ‘Een rivier. Het bloed werd een rivier. Hij achtervolgde me.’
‘Wie?’
‘Die rivier natuurlijk,’ zei ik, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was.

Ik zag Leonard fronsen.
‘De rivier… Pasqyra,’ verduidelijkte ik. Kennelijk was het nog niet duidelijk voor Leonard. Zijn frons werd dieper. ‘Pasqyra?’
‘Albanië,’ zei ik.
‘Oh.’
‘Hij sloeg me.’
Leonard keek wat schamper. ‘Die rivier weer?’
Ik slikte. ‘Nee. Ik… het was Kevin. Geloof ik.’ Ik streek met mijn hand over mijn kin. ‘Nee. Het was Dominic; allebei.’
‘Sloeg Dominic jou?!’ vroeg Leonard verbaasd.
‘Ja.’
‘Dominic is hier niet.’
‘Wel. Hij sloeg me toch? En hij had zo’n gemene lach…’ zei ik wat verward.
‘Volgens mij ben je gaan slaapwandelen met een nachtmerrie.’
Ik keek hem verbijsterd aan.
‘Ík?’
‘Of paranormaal,’ grinnikte hij.
Mijn mond viel open. ‘Leonard.’
‘Sorry. Ga maar naar bed. ’t Is al heel laat.’
‘Ja.’
Ik liep naar mijn kamer. Paranormaal? Ik?
Leonard had gelijk. Wat er was gebeurd kon niet. Dominic was er niet geweest. Op de een of andere manier vertroostte het me dat hij me niet had geslagen. Hij had niet zo vals gekeken.
Toch kon ik die vreselijke grijns niet van mijn netvlies gekregen.

Vlug kroop ik onder de dekens om maar gauw in slaap te vallen en alles te vergeten. Ik kon echter de slaap niet vatten.
Mijn ogen dwaalden over de donkere muren van mijn kamer, waar een lichte streep licht op viel, vanuit het raam.
Ik sloot mijn ogen en dacht na over de gebeurtenissen.
Ik peinsde over het feit dat ik net in de kamer op de bank lag, terwijl ik toch naar mijn kamer was gelopen nadat ik bij Guido vandaan kwam…
Toen wist ik het weer. Leonards sterke armen om me heen, die me bevrijden uit de stroom van bloed en me wegbrachten. Het was Leonard geweest die me naar de kamer had gebracht.


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 19:
Bericht aan Dominic

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny