** De Vijf en het verlaten huis - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Weer terug op Kirrin.
Hoofdstuk 2: Een onverwachte wending.
Hoofdstuk 3: Op weg naar het donkere bos.
Hoofdstuk 4: Vreemde dingen.
Hoofdstuk 5: Bram en Eleor.
Hoofdstuk 6: Gebeurtenissen in de nacht.
Hoofdstuk 7: Er gebeurt een boel rond 'Zonnehoven'!
Hoofdstuk 8: In het grote huis.
Hoofdstuk 9: Onderdanen van Bram!
Hoofdstuk 10: Een spectaculaire ontsnapping.
Hoofdstuk 11: Waar is iedereen?
Hoofdstuk 12: Weerzien op het politie-bureau.
Hoofdstuk 13: De ontknoping van alle gebeurtenissen.
Hoofdstuk 14: Het einde


Hoofdstuk 10: Een spectaculaire ontsnapping.


In het kleine kamertje onder de grond had Bram het ene na het andere verhaal zitten vertellen. De verhalen waren aardig, maar door het stilzitten werden de kinderen slaperig; en ze luisterden maar met een half oor. In zijn bed was de man ook in slaap gevallen. Zijn ademhaling klonk piepend. Bram merkte niet dat de kinderen nog nauwelijks luisterden. Hij vertelde maar door.
De rust in het kamertje werd opeens ruw verstoord toen de grote deur open ging. Die knalde pardoes tegen de rug van de wachtende man aan, en de man ging verschrikt opzij om de bezoeker binnen te laten. Het was Bram's oom. Met grote stappen kwam hij het kamertje binnen.
"Ah, zit je hier," zei de man tegen Bram. "Ga naar de keuken, en blijf daar. Ik moet met deze vrienden zaken doen."
Als een duiveltje in een doosje schoot Bram verschrik op en verdween haastig naar boven.
Toen hij weg was, ging Bram's oom naar het bed van de zieke man en schudde hem hardhandig door elkaar.
"He, wakker worden."
Antonio werd verschrikt wakker. Toen hij Bram's oom zag, zette hij een boos gezicht.
"Wat moet je?" vroeg hij.

"Is het al niet genoeg dat je me oud en ziek hebt gemaakt? Laat me met rust, zodat ik in vrede kan sterven."
"Dat nooit," antwoordde Bram's oom meteen. "Oud en ziek, OK, maar sterven mag je niet. Ik heb jou te hard nodig mannetje, en dat weet je heel goed. Je gaat daarom met me mee. Nu. Kom op! Opstaan!"
Met een enorme krachtinspanning kwam de man overeind. De verschrikte kinderen zagen dat het hem duizelde. Ze hadden medelijden met hem. Maar Bram's oom had geen medelijden met de man.
"Schiet op," zei hij geërgerd. "Ik heb niet de hele dag de tijd!"

"Wat ga je met me doen?," vroeg de man.
Ik vlieg met jou naar Bartinia, antwoordde Bram's oom. "We hebben in de archieven eindelijk iets gevonden waarmee ik Bram koning kan maken, en jij moet dat gaan bevestigen. Kom op, lopen!"
"Dat zal ik nooit doen!," protesteerde de man hevig, terwijl hij op zijn bed bleef zitten. "Dat weet je heel goed, Zankona! Ik verrraad mijn land nooit. Liever sterf ik."
"Daar ben je dan ook al hard mee bezig," spotte Bram's oom. "Kom op nu. Ik wil geen excuses meer horen. Buiten staat een helicopter, en die zal ons naar Bartinia brengen."
De man wendde zich nu tot de drie kinderen die angstig hadden zitten luisteren, en wees naar hen.
"Jullie gaan ook mee," zei hij. "Dus maak je klaar."

Julian, George en Annie schrokken enorm. Mee naar Bartinia? Ze hadden wel eens van de stad gehoord. Het was de hoofdstad van een land, maar van welk land wisten ze niet meer. En daar zouden ze nu naar toe gaan? Een onbekende stad in een onbekend land? Annie stond op het punt in tranen uit te barsten. Julian perste zijn lippen stevig op elkaar. Hij zei niets, maar sloeg troostend zijn arm om zijn zusje heen. Hij wist dat praten niet zou helpen.
Intussen zat Antonio nog steed op zijn bed. De man had zijn ogen gesloten en leek in slaap te zijn gevallen. Maar het was enkel de kracht die hem ontbrak om verder te gaan. Bram's oom zag het en knikte naar zijn handlanger bij de deur.
"Trek de man omhoog," betekende dat.
De handlanger liep naar het bed toe, en begon aan Antonio te trekken.
"Hee, laat me los," protesteerde Antonio zwakjes.
"Niets daarvan," antwoordde Bram's oom boos. "Je moet met me mee naar de helicopter."
"Als je met me gaat reizen, betekent dat mijn dood," dreigde Antonio.
"Stel je niet aan," zei Bram's oom schamper. "Ik weet dat je alleen maar zielig doet."

Maar de kinderen wisten dat dat niet zo was!
George keek naar de deur. De man was met Antonio bezig, en de weg was vrij. Zou ze? Maar nee, wanneer ze in haar eentje zou vluchten, zouden Julian en Annie het moeten bekopen. Bram's oom was gemeen. George kon hun dat niet aandoen. Maar toch, ze verlangde heel erg naar Timmy. Zou er niet een manier zijn om te ontsnappen? Het meisje dacht na en kreeg toen een idee!
"Ik moet naar de WC," zei ze. "Kan ik hier naar de WC?"
Bram's oom draaide zich naar haar toe, en maakte een geërgerd geluid. Maar George keek hem brutaal aan.
"Het is een lange reis naar Bartinia," zei ze. "Het is beter als ik hier ga."
"Ik moet ook," zei Annie.
Bram's oom wist niet wat hij moest doen. Toen liep hij naar de deur, en liet buiten een schel fluitje horen. Even later kwam een tweede man binnen.
"Deze kinderen moeten naar de WC," vertelde Bram's oom hem. "Neem ze alledrie maar mee. Maar zorg ervoor dat ze niet ontsnappen!"

De man keek de kinderen aan, en wees toen naar de deuropening. Haastig gingen Julian, George en Annie erdoor naar buiten.
Daglicht! Wat een fel licht! De kinderen moesten met hun ogen knipperen toen ze buiten het donkere keldertje kwamen. Maar de man gunde hun geen rust. Hij joeg ze de trap op.
De WC was vlak bij de keuken. De deur van de keuken stond open, en daar was Tim! De hond had zijn baasje al aan horen komen. Zijn staart kwispelde. George kon zich niet langer inhouden. Ze rende op hem af en nam hem in haar armen.
"Timmy!," zei ze verrukt.
"Hee," zei de man verontwaardigd. Maar Julian zag op dat moment zijn kans schoon. Hij gaf de man een enorme trap tegen zijn knie. Kreunend sloeg de man dubbel.
"Rennen!," beval Julian Annie.
De buitendeur van de keuken stond open, en Annie, Julian, en ook George, renden naar buiten. Tim volgde hun blaffend. Bram kwam vanuit het huis aanrennen.
"Hee," riep hij verontwaardigd naar de rennende kinderen. "Blijf hier!"

"Laat maar," zei de man die kreunend bij de keukendoor stond en over zijn pijnlijke knie wreef. Hij kon er nauwelijks op staan! "De hond is erbij, hij zal de kinderen wel spoedig pakken. Een flinke bijt van de hond zal die drie wel leren niet zo maar weg te rennen."
Maar de hond was Timmy! En die rende vrolijk met de kinderen mee. Spoedig hadden ze allevier de bosjes bereikt, en verdwenen tussen het groen.
"Nou," zei Julian hijgend. "We moeten zo snel mogelijk dat gat in het hek terugvinden. We moeten dit gebied verlaten. Iemand een idee waar het gat is?"
"Ik denk dat we goed gaan," gaf George ook hijgend ten antwoord. "Kom op, jongens. Als we weer worden gepakt, zal Timmy er ook van langs krijgen. Ik denk dat het nu wel langzaam duidelijk zal zijn dat hij niet Eleor is."
De kinderen haastten zich door de struiken. Ze bereikten het hek, en gingen er langs lopen. Ze kozen gelukkig de goede richting. Daar was het gat!
"Ah," zei Julian opgelucht. "Kom, nu vlug er allemaal doorheen. En dan op naar 'Sterrehoven'. We moeten de politie bellen. Als tante Fanny dat al niet heeft gedaan tenminste. We zijn al een eeuwigheid weg."

De drie kinderen en Timmy kropen haastig door het gat, en renden toen door de bossen naar het huis waar ze vakantie vierden. Niet lang daarna hadden ze het bereikt. Ze belden aan de voordeur aan, en wachtten ongeduldig tot er werd open gedaan. Maar niemand kwam.
"Wat vreemd," zei Julian na een poosje. "Waar zou tante Fanny zijn?"
"Laten we achterom gaan," stelde George voor. "Eleor moet daar nog zijn."
De kinderen liepen dus naar achteren, waar de hokken waren. Ze keken in de hokken, maar die waren leeg! Ook Eleor was verdwenen. Toen probeerde Julian de keukendeur, maar ook die was op slot.
"Dat is vreemd," zei hij. "Het hele huis is verlaten. Waar zijn tante Fanny en Eleor?"

In 'Zonnehoven' was op dat moment grote beroering ontstaan. Bram's oom had Antonio eindelijk zo ver gekregen dat deze was opgestaan, en was met hem boven gekomen. Daar trof hij de man die nog steeds over zijn pijnlijke knie zat te wrijven.
"Wat is dat nu?," vroeg Bram's oom hem. "Waar zijn de kinderen?"
"De kinderen zijn ontsnapt," gromde de man, "maar de hond is achter hen aan."
Daar was ook Bram. De jongen was in tranen.
"De hond is niet Eleor," zei hij huilend tegen zijn oom. "De hond is de hond van de kinderen. Eleor is gewond. Timmy is gewoon met de kinderen meegegaan."
"Wat?," vroeg Egbert Zankona ongelovig. De ernst van de situatie begon nu tot hem door te dringen. "Wil je me vertellen dat de drie kinderen gewoon met die hond zijn ontsnapt?"
Bram knikte verdrietig. "Mijn rijk moet beter bewaakt worden," antwoordde hij.
"Houd je brutale mond," zei Bram's oom plotseling en gaf de jongen een oorvijg. "Jij met je rijk. Je snapt niet hoe ernstig dit is."

"Het is anders onzin dat je de jongen zelf hebt verteld," zei Antonio achter hem moeizaam.
Bram's oom draaide zich woedend naar de man om.
"Houd je mond, jij," zei hij tegen hem.
Hij knikte met zijn hoofd naar de voordeur. "We gaan naar de helicopter. We moeten hier weg. Charles, haal de anderen."
De man tegen wiens knie Julian had getrapt, zette voorzichtig een paar stappen. Het lukte weer een beetje op zijn been te staan. Hij mompelde iets van een antwoord en verliet de gang.
Bram's oom ging naar de voordeur toe, en opende deze. Toen draaide hij zich weer terug naar Bram.
"Meekomen jij," beval hij de jongen.
Maar Bram weigerde plotseling.
"Nee," antwoordde hij angstig. "Ik kom niet mee."

Maar zijn oom liet zich niet zo maar uit het veld slaan. Hij greep de jongen beet en trok hem mee naar buiten. Bram schreeuwde woedend. De jongen rukte en trok om los te komen, maar zijn oom had hem goed vast. Hij kwam niet los.
Egbert Zankona draaide zich nogmaals naar de jongen om.
"Houd je stil jij!," zie hij sissend tegen Bram.
Maar Bram gehoorzaamde pas toen zijn oom hem opnieuw een grote oorvijg had gegeven.
De man trok hem mee naar de helicopter. Daar opende hij de deur en duwde de jongen in de machine. Zelf stapte hij ook in en ging op de bestuurdersstoel zitten.
Bram was erg boos.
"Hoe durf je mij uit mijn koninkrijk te ontvoeren," begon hij.
"Hou op," antwoordde zijn oom ongeduldig. "Dat zijn maar verhaaltjes. Dit is Engeland, en daar ben je helemaal geen koning."
Dat kwam hard aan. Bram voelde zich alsof hij een klap in zijn gezicht had gekregen. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Zijn oom schonk echter geen aandacht hem. Geconcentreerd bestudeerde de man het dashboard.

Even later kwamen de andere mannen er ook aan. Ze hadden Antonio bij zich die slap tussen hun inhing. Ze moesten hem ondersteunen, want Antonio kon nauwelijks op zijn voeten staan. De zieke man werd de helicopter ingehezen, en toen stapten de mannen zelf ook in. Het waren er wel vijf. De helicopter was goed vol.
Bram was erg stil, maar de hersenen van de jongen werkten op volle toeren.
"Waar gaan we heen?," vroeg hij aan zijn oom.
"We gaan naar Jemistan," antwoordde zijn oom verbeten. "Je bent koning daar, en dat gaat Antonio bewijzen."
Antonio kreunde.
"Als je gaat vliegen, wordt dat mijn dood," waarschuwde hij nogmaals.
"Houd je stil," zei Bram's oom ruw. "Je gaat helemaal niet dood. Je stelt je alleen maar aan."
Bram keek naar buiten, en zag daar het huis 'Zonnehoven'. De tranen sprongen in zijn ogen. Geen koning. Hij was toch geen koning van dit huis. En nu zat hij in een helicopter en zou het gaan verlaten.
Opeens schoot een andere gedachte door hem heen. Een die hem heel koud maakte. Eleor! Eleor was daar nog buiten! Zijn hond! Hij zou Eleor gaan verlaten! Dat kon niet gebeuren. Zijn enige vriend!

De jongen schoof naar de deur en begon aan het slot te rommelen.
"Wat doe je daar?," vroeg zijn oom.
"Ik wil eruit," antwoordde Bram. "Dit is mijn koninkrijk, en ik wil hier blijven."
Bram's oom schoof bliksemsnel naar de jongen toe.
"Afblijven!," blafte hij. "We vliegen naar Jemistan toe. Dat is je koninkrijk. "
Bram keek verdrietig naar de volwassen man op.
"Nee, Jemistan is niet mijn koninkrijk," zei hij.
De ogen van Bram's oom flikkerden.
"Jawel!," zei hij verbeten. "Je bent daar prins, en als je groot bent, zul je koning zijn."
Hij knikte met zijn hoofd naar 'Zonnehoven'.
"Dit hier is slechts een huis. Een vluchtadres. Dit is Engeland. Hier ben je geen koning."
Maar Bram schudde met zijn hoofd. "Je vertelde dat ik koning was van dit huis," zei hij droevig, "en ik geloofde je. Ik heb me belachelijk gemaakt. Ik zal nooit meer geloven dat ik ergens koning van ben."

"Wat je gelooft, moet je zelf weten," antwoordde Bram's oom. "Maar we vertrekken nu naar Jemistan."
Hij schoof naar zijn plaats terug en startte de motor. Bram probeerde opnieuw de deur te openen, maar zijn oom gaf hem zo'n enorme klap tegen zijn hoofd dat het hem zwart werd. De wieken van de helicopter begonnen te draaien, en gingen sneller en sneller. De takken van de bomen en struiken begonnen in de wind heen en weer te bewegen. Toen hief de helicopter zich langzaam in de lucht.
"We gaan," zei Bram's oom tevreden. "Hehe. Tot ziens Engeland. Ik zal zegevieren!"

De helicopter vloog omhoog. Bram's oom schakelde om weg te vliegen, maar opeens bereikte een vreemd geluid zijn oor. De motor begon te pruttelen. Bram's oom wist dat het niet goed klonk. Toch wilde hij niet meer landen. Hij zette de helicopter dus op vooruit. De helicopter ging en begon over de bomen te vliegen. Maar de motor pruttelde en rochelde. En dat werd steeds heviger. Toen viel ineens de spanning weg. De wieken begonnen langzamer te draaien en de helicopter begon te dalen. Steeds meer, steeds sneller.
Een gekraak klonk. Een helehoop gekraak klonk op. De helicopter kwam op de bomen terecht. Het wankelde en de inzittenden rolden om. Toen viel de machine met een grote bonk op de grond.
Takken kraakten nog na. Er kwamen andere takken naar beneden. Blaadjes dwarrelden. Toen werd het stil.


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 11:
Waar is iedereen?

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny